Onbegaanbaar niemandsland: De ontwikkeling van binnenpleinen in Antwerpen en Amsterdam
- TOPOS

- 12 nov
- 3 minuten om te lezen

Column door Jol Abels
De woning waarin we sliepen stond midden in het centrum, en toen ik vanuit het keukenraam naar buiten keek over de binnenkoer, herkende ik het meteen. De afgebladderde muren die nog geen 3 meter van het raam afstonden, slecht onderhouden raamkozijnen, en in plaats van de grond zag ik daken van de lager gelegen verdiepingen. Het was alsof ik weer naar buiten keek vanuit mijn oude studentenkamer een stuk verderop in Antwerpen, waarin ik 1 jaar lang tegen de kale muren naar buiten had gekeken.Ā Ā Ā
En ook vanuit de andere gebouwen die ik tijdens mijn studentenperiode in Antwerpen had bezocht of bewoond, herkende ik dit fenomeen. De ramen naar de binnenkant van het bouwblok vormden een nietszeggende ruimte, zonder interactie of circulatie. De daken tekenden een eenzaam landschap met contouren van levens die ik niet kende, waar ik urenlang gefascineerd naar kon kijken. Toen ik tijdens de zomermaanden overlast kreeg van de harde speakers van een van mijn bouwblokgenoten, wist ik niet bij welke voordeur ik aan moest bellen. Door de dichtgebouwde binnenruimte was de puzzel moeilijk te leggen, en aan de achterkant van de woningen - naar de binnenkoer toe ā bleven de gordijnen en lamellen zo veel mogelijk dicht.
Hoe anders is dat in Amsterdam. Nu ik in Amsterdam woon, vallen de verschillen mij pas op. Vanuit de woningen in de smalle straatjes in het centrum, wordt er aan de achterkant uitgekeken op groene binnenplaatsen van achtertuinen en gemeenschappelijke ruimtes. De bouwblokken zijn niet volledig dichtgebouwd, maar houden in het midden ruimte over, waardoor je vanuit elke woning de grond nog kan zien. Dit gaat bovendien niet ten koste van de densiteit van de stad. Ondanks dat niet elke vierkante meter is volgebouwd, behaalt het centrum van Amsterdam alsnog een grotere dichtheid aan inwoners dan het centrum van Antwerpen.
Het volledig dichtbouwen van bouwblokken is een overblijfsel van het industriƫle tijdperk, waarin steden exponentieel groeiden en beleid over woningbouw minimaal was. Ook in Amsterdam was het gevolg hiervan dat er aan de achterkant van de woningen aan de straat, gebouwen en krotten ontstonden. Aan de straatkant stonden de nette voorwoningen, aan de achterkant was ruimte voor de armeren. Daglicht was nauwelijks aanwezig in de gebouwen aan de binnenkoer.
Met ingang van de Woningwet in 1901 veranderde dit echter in Nederland. Gecentraliseerd vanuit de overheid werd er volop ingezet op lucht, licht en ruimte in Nederlandse stedelijke ontwikkelingen. In wijken zoals de Jordaan werden de krotten en bijgebouwen gesloopt in het midden van de bouwblokken, en de vele wijken die nieuw gebouwd werden in het begin van de 20eĀ eeuw (zoals het plan Zuid van Berlage) werden planmatig opgezet met de principes van modernistische planologie.
Vlaams overkoepelend planningsbeleid komt pas rond 1970 van de grond. Wijken worden hierdoor niet per bouwblok ontwikkeld, maar gekocht door private ontwikkelaars die de percelen zo vol mogelijk bouwen om de woningen voor een hogere prijs te kunnen verkopen. Bovendien zorgt het private eigenaarschap ervoor dat de overheid minder goed kan ingrijpen in het opwaarderen van de ruimtelijke kwaliteit van de binnenkoeren. Om ingrepen te doen moet de overheid namelijk de tientallen eigenaars overtuigen, en financieel compenseren.Afgelopen jaren is Belgiƫ dan ook meer gaan investeren in de stedenbouwkundige kwaliteit van hun steden. Woningen die tegenwoordig in Antwerpen ontwikkeld worden, krijgen ruimte aan de achtergevel. Zo verdwijnt het volgebouwde bouwblok langzaam uit het straatbeeld.
Natuurlijk gaat de voorkeur van menig mens uit naar een uitzicht op groen en interactie, dan op kale en vervallen muren. Toch voelen de dichtgebouwde blokken in Antwerpen nostalgisch aan. Alsof de nietszeggende ruimtes een baken van anonimiteit vormen in de drukke straten van het centrum. En hoewel de nette voorgevels een decor van de stad schetsen voor de toeristen, geven de afgebladderde raamkozijnen een inzicht in hoe het er achter de schermen aan toe gaat. Wat ik vanuit mijn oude studentenkamer in Antwerpen zag, is niet uniek voor mijn gebouw. Het is een direct resultaat van eeuwenoude stadsplanning en ruimtelijke keuzes die door de jaren heen zijn gemaakt ā keuzes die pas recent beginnen te veranderen. Een onbegaanbaar stuk niemandsland: de invloed van ruimtelijk beleid is nog nooit duidelijker geweest.







Opmerkingen