top of page

Every day above the ground is a good day – Absolutisme, reductionisme en depolitisering in het denke


Article by Martijn Duineveld en Raoul Beunen.


Dit essay verkent het opkomende discours over gezondheid en ruimte. We beargumenteren dat het denken over ruimte en gezondheid de neiging heeft de gezondheid te verabsoluteren, de complexiteit van de relaties tussen ruimte en gezondheid te reduceren en daardoor de noodzakelijke geachte interventies (planning, ontwerp) te depolitiseren. Willen we de ruimte echt gezonder inrichten dan moeten we andere vragen stellen, andere types onderzoek doen en context-sensitief plannen en ontwerpen.

Inleiding Gezondheid is onder vele noemers diep geworteld in de Nederlandse ruimtelijke ordening. De milieuregelgeving houdt de uitstoot van schadelijke stoffen binnen de perken, industrieterreinen liggen op veilige afstand van woonwijken en elke dag worden onze uitwerpselen via het riool weggespoeld. Het koninkrijk vol sloppen (en vol stront, pis en vuil) is in de afgelopen eeuw netjes aangeharkt. Toch staat de relatie tussen ruimte en gezondheid weer volop in de belangstelling van overheden, verzekeraars en onderzoeksinstituten. Waarom? Misschien omdat het een dankbaar onderwerp is. We willen immers allemaal gezond zijn. Net als ‘duurzaamheid’ functioneert ‘gezondheid’ als een ‘leeg’ teken dat naar van alles en nog wat kan verwijzen, zonder dat we precies weten waarnaar. Waar het ook naar verwijst, het is iets goeds, iets positiefs, iets waar we veel waarde aan hechten en heel veel geld voor over hebben.

Omdat het begrip gezondheid overwegend positieve connotaties heeft, kan de kritiek op alles wat in dienst zou moeten staan van onze gezondheid wegblijven of snel verstommen. Daar waar de kritiek dreigt te ontbreken hebben we haar het hardst nodig, niet om de boel te ondermijnen maar om andere perspectieven te bieden. Kritiek is het stellen van vragen op momenten dat zaken te veel mensen voor lief worden genomen. Maar voordat we dit discours bevragen, laten we eerst nader bekijken waar we het over hebben

Fragmenten van het ruimte en gezondheid discours Interessant kaartmateriaal over de relatie tussen gezondheid en ruimte is te vinden op volksgezondheidenzorg.info, een website van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Je kunt er per gemeente bekijken wat de gemiddelde levensverwachting is. Een paar muisklikken verder wordt opgesomd wat per gemeente de concentraties fijn stof, benzeen, stikstofdioxide, zwaveldioxide en ozon zijn. Ook kun je er kaarten vinden met informatie over de geluidbelasting, de beschikbaarheid openbaar groen, de openbare speelruimte per gemeente en de tevredenheid met groen, geluids-, verkeers- en stankoverlast in de woonomgeving. Allemaal factoren die volgens het RIVM onze gezondheid en levensverwachting mede beïnvloeden.

Op nationaalkompas.nl, zijn concrete aanbevelingen te vinden voor een gezonde inrichting van buurten en wijken. Er zijn volgens het nationaal kompas ‘drie inrichtingskenmerken van de omgeving, die een indirecte invloed op de gezondheid hebben’. 1. Volgens de website is het ‘zeer aannemelijk’ dat de aanwezigheid van wandel-, fiets-, sport en spelmogelijkheden het actieve beweeggedrag van bewoners bevordert.’ 2. De aanwezigheid van groen wordt genoemd als een factor van belang voor de ervaren gezondheid en de stressreductie. 3. Sociale cohesie wordt ook genoemd als een factor van belang. Contact tussen mensen draagt volgens de site bij ‘aan een sterkere sociale cohesie binnen de buurt. Deze grotere mate van sociale cohesie en vooral ook sociaal kapitaal draagt ook bij aan een betere ervaren gezondheid.’

Absolutisme, reductie en depolitisering in het gezondheid- en ruimte discours De twee beschreven websites, die sinds kort zijn opgegaan in www.volksgezondheidenzorg.info/, en gerelateerde websites zoals de Atlas Leefomgeving en een lezing van de literatuur die daarachter schuilgaat en of mee verband houdt, is mooi materiaal om een aantal samenhangende eigenschappen van het gezondheid en ruimte discours te problematiseren.

1. Absolutisme Het ruimte en gezondheidsdiscours lijkt uit te gaan van de veronderstelling dat gezondheid goed is, iets dat we allemaal eender nastreven, iets dat voor een ieder het zelfde is. Maar is dat wel zo?In 2005 deed Minister Hoogervorts de suggestie om rokers, alcoholisten en veelvraten extra te laten betalen voor de zorg, want de ziektes die in verband staan met deze gedragingen kosten jaarlijks 2,2 tot 4 miljard euro. Het was volgens hem onverantwoord dat deze mensen ‘onbeperkt gebruik kunnen maken van de gezondheidszorg’, want een recht op ongezond leven, bestaat volgens Hoogervorst niet. Een beeld van de discussie die vervolgens losbarstte wordt gegeven in een hilarische Rondom 10 uitzending. Robert Schoemacher (voor al uw injectables) vertelt daarin dat hij 50 gezondheidspillen per slikt. Andere gasten reageren geschokt en vertellen met trots over het genot dat ze beleven aan bier, wijn, champagne en sigaretten. Dan leven ze maar wat korter.


Courtesy of the Boston Public Library, Leslie Jones Collection.


De Rondom 10 discussie geeft mooi weer dat de invulling van ‘gezondheid’ van persoon tot persoon kan verschillen en dat er een zeer diverse reeks aan gezondheidsopvattingen en praktijken bestaat. We willen bijna allemaal leven, we willen bijna allemaal oud worden. Maar hoe oud? Tegen welke kosten? In welke staat van dementie? Volgens welke levensstijl? Willen we het goede leven of een lang en matig leven? Verkiezen we, als we kunnen kiezen, de ‘gezonde’ eenzaamheid van het bos of de gezellige drukte van een rokerige stad? Het droge zand van de Veluwe of onder het plaveisel het moeras? Antwoorden op deze vragen zullen van persoon tot persoon, van groep tot groep, van cultuur tot cultuur verschillen. Een absolute en eenduidige gezondheidsopvatting is daarom een illusie.

2. Reductionisme Binnen het ruimte- en gezondheid discours wordt niet alleen gedacht dat gezondheid eenduidig is maar dat het ook kan worden gemeten. Er wordt getracht alle factoren of ‘samenhangende variabelen’ die de gezondheid zouden beïnvloeden, zoals de concentraties fijn stof, benzeen, stikstofdioxide, geluidbelasting, de beschikbaarheid openbaar groen, et cetera, te analyseren zijn, hun onderlinge verbanden in kaart gebracht kunnen worden en dat er daaruit vervolgens een reeks van sociaal-ruimtelijke interventies kunnen worden afgeleid die tot een hogere (ervaren) gezondheid leiden.

Meten is weten en om te kunnen meten moeten complexe zaken gereduceerd worden tot variabelen, factoren of determinanten. Op zich is het reduceren van de complexe werkelijkheid geen probleem. Zonder versimpeling van complexiteit geen wetenschap. Problemen kunnen echter ontstaan als deze reducties performatief worden. Als de reducties worden omgezet in normen welke vervolgens worden vertaald in plannen en beleid die direct de omgeving en de leefwerelden van uiteenlopende groepen mensen beïnvloeden.

Een analogie met het reductionisme in het denken over diëten kan hier wellicht het een en ander verhelderen. In ‘De tragiek van de kilocalorie’ beschrijft Annemarie Mol hoe voedingswetenschappelijk onderzoek naar de verbranding van energie ervoor heeft gezorgd dat we zijn gaan denken over gezonde voedselinname in termen van de inname en verbranding van energie (calorieën). Wie wil afvallen moet meer energie verbranden dan dat er binnen komt, is de redening. Iedereen die kan rekenen en een beetje karakter heeft, moet zo kunnen afvallen. Annemarie Mol brengt hier tegenin dat eten geen benzine-tanken is. Het hangt samen met complexe sociale praktijken en rituelen waarin mensen eten en drinken. Iedereen die weleens in Georgië op bezoek is geweest bij vrienden weet dat extreem veel eten en drinken een sociale praktijk is (waag het eens een maaltijd af te slaan of slechts een paar hapjes te mee te eten). Eetpraktijken zijn alles behalve eenduidig en daarom concludeert Mol dat het denken over voeding in termen van calorieën een enorme reductie van de complexheid van eetpraktijken is. Wie mensen gezonder wil laten eten, zal het voedingslaboratorium uit moeten komen en kennis moeten nemen van deze complexe praktijken in, eh, de praktijk dus.

Voor het gezondheid- en ruimte discours kunnen dezelfde conclusies worden getrokken. Het inrichten van de leefomgeving gebaseerd op reductionistische kennis, op een reeks determinanten en hun onderlinge samenhang, heeft weinig te maken met de wijzen waarop mensen zelf denken over gezondheid of willen vormgeven aan hun alledaagse sociale en fysieke leefomgeving.

3. Depolitisering. Door het bestaan van een eenduidige gezondheidsopvatting en de reductie van relaties tussen gezondheid en ruimte worden er problemen geconstrueerd die als meetbaar worden voorgesteld. Na het meten en een gedegen analyse kunnen vervolgens oplossingen worden gezocht voor de veronderstelde problemen. Daarmee wordt het bepalen van zowel de problemen als de oplossingen in handen gelegd van de experts en hun meetinstrumenten. Problemen zijn echter nimmer objectief vast te stellen. Wat voor A een probleem is hoeft dat voor B niet te zijn en voor X is het wellicht een oplossing. De vraag zou dus niet moeten zijn: wat is het probleem maar wie ziet wat als probleem en waarom.

Zoals elders wordt beargumenteert is het probleem van de hitte eilanden een mooi voorbeeld van een probleem dat de wereld in geholpen is door experts die graag metingen doen en een graantje willen meepikken van de verhoogde interesse in klimaat- gerelateerde onderwerpen. We hebben geen probleem met die experts en hun kekke meetwagentjes maar of we een object van studie tot maatschappelijk probleem maken en vervolgens object van interventie, dat we toevoegen aan het domein van de ruimtelijke ordening, is een politiek-maatschappelijk vraagstuk. Het is geen gegeven dat we ons door experts moeten laten influisteren.

Omdat, zoals als in de inleiding al bleek, gezondheid iets is waar je maar moeilijk op tegen kan zijn, kan de neiging bestaan dat we vergeten dat beslissingen over hoe we vorm geven de toekomst zich nimmer mag laten determineren en legitimeren door ogenschijnlijk objectieve probleemanalyses en daarbij behorende oplossingen. Gebeurt dit wel dan is er sprake van depolitisering. Het politieke karakter van beslissingen over de toekomst van onze omgeving wordt gemaskeerd door er een ogenschijnlijke technische rationaliteit, met universele pretenties, aan toe te kennen.



De couveuse maatschappij: conclusies en alternatieven Met de hierboven genoemde kritieken in het achterhoofd dringen zich een reeks vragen op. Wat voor een land krijgen we als we deze gaan ontwerpen vanuit een eenduidige gezondheidsopvatting, volgens de op reductionistische gegevens gebaseerd normen? Wat als we gaan werken aan ‘een stapeling van positieve omgevingsfactoren’, aan ‘voldoende openbaar groen binnen 500 meter van de woning’? Is het ontbreken van voldoende openbaar groen binnen een straal van 500 meter daadwerkelijk een probleem? Voor mensen die van bossen houden en erg mobiel zijn, is een park op 200 meter misschien geen gezondheidsindicator. Wat als je naast een industrieterrein en een snelweg woont, bleek ziet van ellende, slecht ter been bent en iemand komt je vertellen: ‘U mag niet klagen. Er is niets aan de hand. In de verte ligt een parkje en de concentratie fijnstof valt binnen de norm, mits u het hardlopen laat, anders komen de fijne deeltjes te diep in uw longen’.

Binnen het gezondheid en ruimte discours wordt gezondheid als doel van de ruimtelijke ordening expliciet op de voorgrond geplaatst. Het wordt gezien als een belangrijk ordenend principe. Het introduceert normen, soms gemaskeerd als objectieve metingen, die zouden moeten zorgen voor een gezonde leefomgeving. Dit streven is, zo betoogt dit essay, niet zonder risico’s. De verabsolutering van een gezondheidsopvatting boven de vele anderen kan, in extreme mate doorgevoerd, leiden tot een couveuse maatschappij waarin aan iedereen een voor sommigen ideale leefstijl en omgeving wordt opgelegd. Daarmee wordt tegelijk een veelvoud aan andere mogelijke leefstijlen en ruimtelijke ingrepen uitgesloten.

Wetenschappers, politici, bestuurders en al die anderen die dit discours mede vormgeven kunnen zich beter richten de complexiteit van verschillende sociaal-ruimtelijke praktijken (culturen) waarin mensen vorm geven aan hun gezondheid en hun omgeving. De uitkomsten van deze heroriëntatie zullen hoogstwaarschijnlijk minder reductionistisch en meer context sensitief zijn. Ruimtelijke interventies vinden immers altijd in een specifieke context plaats. Juist de context specifieke aanpak helpt om beter inzicht te krijgen in de wensen en mogelijkheden om de gezondheid van mensen te waarborgen, met minder middelen en meer succes.

p.s. Dit is een kritisch essay. Als u het met ons eens ben, dan hebben wij ons werk niet goed gedaan. Als u mitsen en maren heeft, reageer dan hieronder.


maart 3, 2015

0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page