Article by Arie Pieter van Duijn and Cor Simon.
Ons voedsel heeft een gigantische impact op de ruimtelijke inrichting. Dit levert tegenwoordig problemen op van wereldwijde omvang. Kunnen we voldoende mensen voeden over 50 jaar, zonder ons milieu meer te belasten? Wat kan stadslandbouw betekenen? Deze vraag zullen we ook behandelen in een workshop tijdens de klimaattop in Parijs. Voor ons is de vraag: wat is hierin de rol van de landschapsarchitect en – planner, juist ook als we kijken naar ontwikkelingslanden?
Cor Simon ging in het tweede deel van deze serie in gesprek met Arie Pieter van Duijn over de (wereldwijde) voedselproblematiek, hij studeerde Sociale Geografie in Utrecht en Aquaculture & Aquatic Resources Management in Bangkok.
Tekeningen: Cor Simon
Welke problemen zijn er momenteel in de voedselproductie en voedselhandel?
Er wordt vaak gedacht dat we niet genoeg voedsel kunnen produceren omdat er te veel mensen zijn. Maar er is op dit moment meer dan voldoende voedsel, het probleem is vooral een mismatch. Ongeveer 800 miljoen mensen zijn ondervoed terwijl het dubbele: 1,6 miljard(!) mensen overgewicht hebben(2).
Ons voedsel reist tegenwoordig van hot naar her over onze planeet. 97% van de Nederlandse melk en groenten wordt het land uit verscheept, terwijl wij bijvoorbeeld tomaat eten uit Spanje, banaan uit Indonesië en bonen uit Kenia. Onze echte ‘Nederlandse’ koeien eten al lang niet meer alleen Nederlands gras, maar worden daarnaast ook gevoed met uit Zuid-Amerika geïmporteerde soja. Dit levert een zeer belangrijke bijdrage aan ontbossing van de “longen van de wereld”, het Amazonewoud. Naast ontbossing en verlies van biodiversiteit resulteert dit slepen met producten over de hele wereld ook in overbemesting op de ene plek van de wereld en schaarste aan nutriënten elders. Daarnaast ontstaan er vraagtekens bij al dat transport, doordat olie, de drijvende kracht erachter, steeds lastiger te winnen en dus op termijn ook minder goed verkrijgbaar zal worden. Dit olieverbruik draagt bij aan de uitstoot van broeikasgassen, wat weer bijdraagt aan klimaatverandering.
Nederlandse koeien worden gevoerd met soja uit Amerika, met een onbalans in nutriënten als gevolg
De vraag naar land dat geschikt is voor landbouw neemt wereldwijd snel toe. Dit is enerzijds het gevolg van een toenemende wereldbevolking en anderzijds het gevolg van een groeiende vraag naar dierlijke eiwitten die samenhangt met een veranderend dieet. Dit probleem wordt verergerd door toenemende degradatie van landbouwgrond. Je ziet dat het op grote schaal verbouwen en handelen van voedsel grote problemen veroorzaakt.
Voldoende beschikbaar, wereldwijd toegankelijk, voor iedereen betaalbaar en bovendien veilig voedsel, dat wordt voortgebracht door een productieproces dat het milieu zo min mogelijk belast en waar mogelijk een positieve bijdrage levert aan bijvoorbeeld bodemkwaliteit is dan ook een vraagstuk van de eerste orde.
Hoe is het zover gekomen?
De voedselproblematiek is niet alleen van deze tijd. De Romeinen, Grieken en Perzen, grote beschavingen uit vroeger tijden, zijn volgens vele historici ten onder gegaan door onder andere een combinatie van ontbossing en bodemdegradatie door het toepassen van verkeerde landbouwmethoden. Nog vrij recent resulteerde dit in de ‘Dust Bowl’ in Amerika, grote stofstormen door bodemuitputting. William Catton waarschuwt ons: “We vernietigen onze leefomgeving en putten de grondstoffen uit. Terwijl we elke keer maar weer geloven dat nieuwe technologie, onontdekte bronnen, schone energie, interplanetaire hervestiging of geloof ons zal redden. Vandaag de dag worden we weer geconfronteerd met een landbouw- en voedselprobleem, maar deze keer is de bevolking groter dan ooit en het probleem wereldwijd” (4).
Zo’n 10.000 jaar begonnen de eerste jager-verzamelaars over te gaan op het verbouwen van voedingsgewassen, voornamelijk granen en groenten en later veeteelt in de zogeheten Vruchtbare Sikkel (Syrië en Irak) (5). Het voedsel kon zo efficiënter verkregen worden en mensen gingen bij elkaar wonen (stedelijke vorming) met een sterke groei in bevolking, kennis en technologie als gevolg. Dit is tijdens de industriële revolutie na 1750 exponentieel toegenomen waardoor er steeds minder landbouwgrond beschikbaar was om de groeiende steden van voedsel te voorzien. Daardoor liepen we in Europa tegen de grenzen van onze leefomgeving aan, het draagvermogen van ons ecosysteem. Mede daardoor vertrokken mensen uit de eigen landstreek naar ‘nieuwe’ gebieden, ofwel kolonisatie in Amerika, Afrika en Azië. In deze landen was er nog voldoende landbouwgrond beschikbaar en bovendien herbergden ze ook nieuwe nuttige grondstoffen en specerijen. Deze grondstoffen en specerijen werden over de wereld verhandeld. Met de toenemende efficiëntie in transport (vrachtschepen) is de voedselhandel over de hele wereld mogelijk gemaakt. Dit heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het huidige welvaartspeil van de ‘rijke’ landen en het op kunstmatige wijze oprekken van de grenzen van onze eigen leefomgeving.
Tegenwoordig kun je ook binnendoor, het is nu voldoende overstroomt, dat scheelt ook weer CO2 uitstoot
De WTO (World Trade Organisation) ziet de wereldhandel als de beste en snelste manier om de wereld welvarender te maken, maar of het duurzaam is lijkt een andere vraag. Olie wordt steeds moeilijker vindbaar, winbaar en verwerkbaar, welke de drijvende kracht is achter ons transport en de energievoorziening. De alsmaar vooruitstrevende technologie, die vaak draait op die fossiele brandstoffen, rekt het draagkracht van ons ecosysteem tijdelijk op; steeds meer voedsel wordt van hetzelfde stukje land geoogst terwijl de hoeveelheid voor landbouw geschikt land wereldwijd afneemt als gevolg van urbanisatie, bodemerosie en degradatie (bv vervuiling/eutrofiëring). Dit oprekken van de draagkracht van ons ecosysteem zorgt voor meer ruimte om de bevolking te laten groeien of een toename van de welvaart, maar ook voor een nog grotere druk op het ecosysteem. Door de wereldhandel houden we de westerse welvaart in stand, terwijl de ontwikkelingslanden, waar goedkoop grondstoffen en producten vandaan komen, de milieuproblemen op hun bordje krijgen.
Welke oplossingen kunnen we aandragen?
Hoe kunnen we omgaan met hedendaagse wereldwijde problemen: verwacht gebrek aan goedkope olie, klimaatverandering, ongelijke verdeling van voedsel, onbalans in nutriënten, etc.? Wat zou een duurzame voedselproductie kunnen zijn?
Eén van die antwoorden is een verandering naar een meer plantaardig dieet. Veel mensen hebben dit nog niet op hun netvlies staan. Een ander antwoord is is zoveel mogelijk regionaal en lokaal voedsel produceren. Beide antwoorden zijn logisch en zo oud als de mensheid, maar lijken radicaal en moeilijk te bereiken in de huidige globaliserende wereld.
In China moet het meeste voedsel al binnen een straal van 100 km van de grote steden verbouwd worden. Regionale voedselproductie kan essentiële problemen oplossen: (1) vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door vermindering van transport; (2) vermindering van de wereldwijde onbalans in nutriënten, doordat restafval weer lokaal terug in de bodem kan (afval=voedsel); (3) minder ongelijkheid, waardoor de vrije markt minder greep heeft om ontwikkelingslanden uit te buiten ten gunste van ‘rijke’ landen; (4) een robuuster voedselsysteem dat wereldwijd beter kan omgaan met externe shocks als rampen of oorlogen. Dat is nog niet alles, regionaal of lokaal geproduceerd voedsel is vaak beter ecologisch geïntegreerd, versterk de identiteit en samenwerking tussen buurtbewoners, is verser en smaakt vaak beter, heeft minder verlies van vitamines en mineralen en behoeft vrijwel geen bestrijdingsmiddelen, conserveermiddelen of smaakversterkers.
Helaas, deze vis zwom vandaag buiten de vastgestelde 100 km waarbinnen geoogst mag worden
Toch is het lastig. Hoe gaan we bijvoorbeeld onze koeien voeren, ze worden nu gevoerd met soja uit Brazilië. Soja is moeilijk te verbouwen in Nederland (tropisch gewas) en zou bovendien veel te veel land kosten. Hoewel het voor ontwikkelingslanden financieel aantrekkelijk is om gewassen te verbouwen voor de veestapel van het Westen kan het dit land beter gebruiken voor het voeden van de eigen bevolking. Dit betekent voor ons minder vlees eten. Gezien het feit dat onze vleesconsumptie de belangrijkste oorzaak is van o.a. de uitstoot van klimaatgassen, ontbossing en de vermindering van biodiversiteit is dit additionele effect mooi meegenomen. Wel is het zaak dat regionaal voedsel verbouwen overal ter wereld gebeurd binnen de grenzen van de draagkracht van de verschillende ecosystemen. Anders migreren mensen naar plekken waar nog voedsel is, honger kent geen grenzen.
Wat is de rol van de landschapsarchitect en planner?
Wat kan de landschapsarchitect en planner beteken in regionale en lokale voedselproductie van ontwikkelingslanden, of andersom, kan het wat leren van ontwikkelingslanden?
De voedselproductie in ontwikkelingslanden is meestal juist al regionaal/lokaal. Maar de verslavende kapitalistische consumptiedrang en het mono-industrieel systeem wordt in ontwikkelingslanden geïntroduceerd en dwingt hen onder het mom van “duurzame economische groei” mee te doen in de globalisering. Wat we kunnen leren van ontwikkelingslanden en van ons verleden is de traditionele manier van landbouw. Dit betekent dus kleinschalig, divers, weinig input van buiten en arbeidsintensief. Op de juiste wijze voorkomt dit ook bodemdegradatie en erosie en zorgt dit zelfs voor bodemverbetering. Deze kleinschalige manier van voedsel verbouwen stelt ons in staat dit ook in de stad te doen. Tegenwoordig is deze “stadslandbouw” een heuse trend in het Westen . En juist in de lelijke, verstedelijkte en op elkaar gepakte huizen is dit groen een luchtige afwisseling met voordelen zoals schaduw, sociale ontmoeting en waterbuffering. Dit kleinschalige principe wordt gemakkelijk vernietigd door de grootschalige monocultuur plantages, gericht op (wereldwijde) export. Hiermee wordt ook de lokale bevolking verdrongen naar relatief marginale gronden welke gevoeliger zijn voor bodemerosie en degradatie. Dit ondermijnt lokale gemeenschappen en stimuleert ruraal-urbane migratie. Een vicieuze cirkel.
Stadslandbouw is noodzaak in ontwikkelingslanden en een trend in het Westen…
Het concept van de duurzame circulaire economie sluit goed aan op de kleinschalige (stads)landbouw. Het idee van geven en nemen is zelfs een idee dat nog ouder is dan de mensheid en vormt het basisprincipe voor het functioneren van ecosystemen. De reststoffen van voedsel en mest vloeien dan weer terug naar waar ze vandaan komen. Agro-ecologie en permacultuur zijn uitstekende voorbeelden van duurzame (lokale) methoden om voedsel te verbouwen. Als mensen hun gft afval op straat gooien en hun behoefte buiten doen is dat in principe weer voedsel voor planten en dieren. Echter, opeenhoping van dit afval in stedelijke gebieden vormt een bron van ziekten en zorgt voor onleefbare ruimten terwijl de landbouw dit ‘afval’ hard nodig heeft. Hierin zit een opgave voor de landschapsarchitect, die deze flows van afval en voedsel kan vertalen naar ruimtelijke oplossingen.
Het is van belang dat we in ontwikkelingslanden niet zomaar Westerse engineering toepassen, maar goed kijken naar de marktvraag, sociale verhoudingen, lokale gebruiken, bodemgesteldheid en het ecosysteem waarin dit wordt ingebed. Hoe kunnen we een landschap bedenken dat zowel winstgevend is voor de boer (en de stadslandbouwer), geen roofbouw pleegt maar de bodemkwaliteit verbeterd en voldoende, betaalbaar en veilig voedsel produceert voor haar regionale bewoners? Dit vraag dringend om een planning van de stad en achterland en hun wederkerige relatie. Dat vereist samenwerking, inzicht in ‘voedsel=afval’ en geïntegreerde stedenbouw. Juist landschapsarchitecten en planners houden zich bezig met kritisch en integraal plannen samen met mensen. Daarmee is hun rol ook steeds meer van behoefte voor ontwikkelingslanden. Voedsel is daarin onlosmakelijk verbonden!
Referenties
1. Taylor, J. (2011). Landscape architecture in the developing world: The growth of informal settlements. Landscape Review, 14(1).
2. http://www.worldometers.info/nl/
3. http://www.milieucentraal.nl/klimaat-en-aarde/landbouw-en-milieu/
4. Catton, W. R. (1982). Overshoot: The ecological basis of revolutionary change. University of Illinois Press.
5. Childe, V. G. (2013). The dawn of European civilization. Routledge.
November 12, 2015
Comments