Article by Annelies Heijmans en Cor Simon.
Wat kunnen landschapsarchitectuur en -planning betekenen in ontwikkelingslanden? Dat is een vraag die steeds meer relevantie krijgt als we kijken naar de snelle (informele) groei van steden in Azie, Afrika en Latijns Amerika en onder andere de opwarming van de aarde, verval van infrastructuren, uitputting van waterbronnen en ontbossing(1). Kan dit een potentiële ‘markt’ zijn voor landschapsarchitecten en planners? Welke rol kunnen zij daarin spelen of moeten we voorzichtig zijn met het toepassen van Westerse disciplines in ontwikkelingslanden?
Cor Simon en Frank Gorissen deden een eerste interview in deze serie met Annelies Heijmans, expert op het gebied van rampenbestrijding en de rol van de overheid daarbij in Afghanistan, de Filipijnen en Indonesië.
Wat is je achtergrond en hoe ben je terecht gekomen in de rampenbestrijding?
Ik heb tuin- en landschapsarchitectuur gestudeerd, omdat ik het leuk vond om ruimtelijk ontwerpen te combineren met maatschappelijk relevante kwesties. Ik heb destijds stage gelopen in Nicaragua bij het ministerie van landbouw en landhervorming. Nicaragua was toen een oorlogsgebied. Daar heb ik me bezig gehouden met de impact van landhervormingen op de natuurlijke omgeving en op de positie van boeren en boerinnen. De mensen kregen daarin ook een stem. Dat is iets wat ik in de studie landschapsarchitectuur erg miste; al die verhalen over esthetiek en ruimtelijke structuren beredeneerd van achter de tekentafel, daar had ik weinig mee. Na mijn studie ben ik verhuisd naar Nepal waar ik werkte in een resettlement-programma voor landloze boeren die migreerden uit de Himalaya naar het laagland op zoek naar een nieuw bestaan. Hierna vond ik werk op De Filipijnen bij een lokale organisatie die zich bezig hield met rampenbestrijding. Dat was erg motiverend, want deze organisatie had een maatschappijkritische blik op rampen: ik heb daar geleerd dat er geen natuurrampen bestaan, maar dat rampen eigenlijk politieke gebeurtenissen zijn omdat kwetsbaarheid, armoede en onveilige omstandigheden waarin mensen leven bepalend zijn of een natuurlijk fenomeen als een tyfoon een ramp wordt of niet.
Welke problemen kom je tegen in de planning en inrichting van de omgeving?
In 2004 verwoestte een grote tsunami de Indonesische regio Aceh. Ongeveer 167.800 mensen vonden de dood, er was grote schade aan infrastructuur en economie, en er ontstonden voedsel en watertekorten(2). Na de tsunami ging de Indonesische overheid pas goed beseffen wat het belang is van pro-actieve planning en capaciteitsopbouw in rampenbestrijding, vooral van lokale overheden. Toch wordt er weer gebouwd in de gevarenzone langs de kust. Hoe komt dat?
Er wordt geen grond ter beschikking gesteld om mensen op veilige plekken te laten wonen. Land is schaars, duur of er spelen andere belangen die snel geld opleveren wat aantrekkelijker is. Inspraak van betrokken mensen is vaak beperkt. Nationaal belang gaat boven lokaal belang. Zoals buitenlandse bedrijven die garnalenteelt aan de kust stimuleren ten koste van het herstel van mangrove bossen of die hout of mineralen willen winnen ten koste van het regenwoud. Dergelijke bedrijven krijgen gemakkelijk steun van het ministerie van natuurlijke hulpbronnen dat meer macht en invloed heeft op wat er gebeurt dan het nationaal bureau voor rampenbestrijding. Dit geldt ook voor het ministerie van openbare werken dat meer invloed, geld en zeggenschap heeft dan het ministerie van ruimtelijke ordening. Zo wordt regenwoud gekapt en van kleinschalige boeren onteigend om plaats te maken voor bijvoorbeeld palmolie-plantages. Het kappen van bos veroorzaakt echter overstromingen. Ondertussen groeien de steden explosief en valt het planningsproces nauwelijks bij te benen waardoor vooral de armere bevolking op risicovolle plekken terecht komen voor overstromingen, aardverschuivingen of aardbevingen. Je ziet dan ook steeds meer rampen gebeuren in stedelijke gebieden.
Overstromingen in Centraal Java, Indonesië (foto: LSKAR, lokale organisatie)
Welke oplossingen kunnen we aandragen en wat zou hierin de rol van landschapsarchitectuur en planning kunnen zijn?
Terug naar onze hoofdvraag: is er een nieuwe rol weggelegd voor landschapsarchitectuur en planning in ontwikkelingslanden? In het voorgaande verhaal worden drie oorzaken genoemd voor de toename van rampen in stedelijke gebieden: (1) Een grote groei van steden, (2) een zwakke planning en (3) belangentegenstelling tussen verschillende actoren. De overheid reageert voornamelijk op rampen door noodhulp te geven, en niet pro-actief door adequate infrastructuur, lange termijn planning en integrale samenwerking tussen ministeries. “We moeten meer doen aan voorbereiding, bewustwording en kritischer plannen. En dat komt nu voorzichtig op gang.”
1. De grote groei van steden – de rol van inrichting
Het leuke van landschapsarchitectuur is dat je het landschap leert begrijpen vanuit verschillende lagen en de relaties ertussen; bodem en water als onderlegger voor vegetatie en infrastructuren, die weer invloed hebben op hoe mensen het landschap gebruiken. Tegelijkertijd kijk je ook naar de geschiedenis, hoe is het landschap zo geworden? Deze aanpak en inzichten blijken nu vooruitstrevend te zijn in het domein van rampenbestrijding.
Ik heb een tijd in Manilla gewoond, en vond het vreselijk dat er nooit rust was. Het kostte 4 uur rijden voordat je de stad uit was. Een plek waar ik dan heen ging was een universiteitscampus met grote bomen. Daar genieten mensen van de schaduw en koelte die de bomen geven. Ze onderschrijven dus (onbewust) het belang van groen, maar groen doet veel meer. Het kan bijvoorbeeld de hitte in de stad verminderen of functioneren als waterberging tegen overstromingen. Een brede strook groen langs de kust of rivier kan dienen als buffer om kracht van overstromingen en stormen te breken. Mangrovebossen zijn hiervoor zeer geschikt. Door zo’n groene buffer worden de huizen, infrastructuur en economie minder getroffen. Deze bossen zijn ook belangrijk voor natuur en recreatie. Het is wel lastig om groene ruimten beschikbaar te maken in sloppenwijken waar mensen al vechten om een klein stukje grond, maar met hun inspraak kan ‘groen’ een plek krijgen als het tenminste multifunctioneel is.
2. Een zwakke planning – de rol in planning
De huidige reactie op rampen is vooral gericht op korte-termijn maatregelen, zoals waarschuwingssystemen, zandzakken plaatsen en evacueren. Dat is tijdelijk. Wil je die overstromingen op de lange termijn verminderen, dan moet je dus de oorzaak aanpakken en op een grotere schaal kijken. We moeten ons afvragen hoe verstandig het is om steden uit te breiden in laaggelegen moerasgebieden. In Nederland kan dat, omdat deltawerken, dijken en polders het land droog en veilig maken en kennis en geld beschikbaar zijn. Maar dat is in ontwikkelingslanden vaak afwezig. Nederland kent een eeuwenoude geschiedenis in samen plannen (het poldermodel), anders verdrink je. Maar veel steden, die ongepland en te snel groeien, zien een toename in overstromingen, wat dus niet enkel te wijten is aan een stijgende zeespiegel.
In Centraal Java, met name in een vallei met rijstbouw kregen de mensen steeds meer last van overstromingen. Eerst wezen ze naar de overheid die de dammen openzette als het te veel had geregend. Toen kwamen ze erachter dat er sinds de val van Suharto (toenmalige president van Indonesië) veel bos is gekapt en mijnbouw toenam waardoor er nu meer en langdurige overstromingen voorkomen in het laagland, maar ook sedimentatie die de waterafvoer belemmert. Juist in het laagland bevinden zich steden met veel mensen die steeds meer risico lopen op overstromingen. Het is belangrijk om bij het aanpakken van die overstromingen verder te kijken dan het laagland, maar het gehele stroomgebied in de planning mee te nemen, ook al kunnen bovenstrooms de belangen van mensen verschillen van die benedenstrooms.
3. Conflicten tussen belangengroepen- de rol in participatie
Door conflicten tussen belangengroepen zijn de mensen dialogen gaan organiseren tussen bewoners boven in de bergen (bovenstrooms) en bewoners beneden in de vallei (benedenstrooms). Er wordt dus geprobeerd om diverse actoren van boven- en benedenstrooms om de tafel te krijgen en hun belangen te bespreken met behulp van risico-kaarten. Dit zijn nieuwe hulpmiddelen om dialoog te stimuleren tussen verschillende landgebruikers om risico’s en mogelijke oplossingen bespreekbaar te maken. Hierbij wordt de landschapsbenadering toegepast, die een sociaal-ecologisch kader vormt waarin problemen zich ontvouwen(3). Dit omdat op zichzelf staande oplossingen en sectoren niet langer meer werken. Daarnaast moet je nog steeds korte-termijn oplossingen combineren met een lange termijn visie, bijvoorbeeld evacuaties en rehabilitatie met ruimtelijke ordening op de lange termijn. Sociale planners en technische denkers moeten bij elkaar komen. Hier bedoelen we niet een vervaging van expertisen mee, want bepaalde dingen moet je bijvoorbeeld gewoon technisch uitwerken.
Je ziet wel dat burgers moeten wennen aan het nemen van initiatief of om kritisch te zijn want tijdens Suharto’s bewind was er weinig ruimte voor inspraak. Door de huidige decentralisatie krijgt de burger weer meer invloed. Maar het valt of staat met leiderschap van bewoners of boeren die dat goed kunnen faciliteren en geloofwaardigheid kunnen opbouwen naar de overheid toe. Wat we hier in het Westen kunnen leren is dat ze in landen als de Filippijnen en Indonesië meer eigen initiatieven nemen. Ze organiseren zich, en spreken de overheid er op aan met hulp van maatschappelijke organisaties. Daardoor ontstaan nieuwe democratie-vormen, een nieuwe rol voor de burgers, maar ook voor de overheid. Tegelijkertijd komen bedrijven ook onder druk te staan om maatschappelijk en ecologisch bewust te produceren. Hun imago wordt dus steeds belangrijker, waardoor ze ook actiever willen bijdragen aan rampenbestrijding.
Kaarten zijn een uitstekend facilitatie middel (foto’s: Annelies Heijmans)
Landschapsarchitecten kunnen in deze nieuwe democratie/participatie cultuur een faciliterende rol spelen. Wat ze van nature al doen omdat een ontwerp veel verschillende belangen probeert samen te vatten in een geheel. Daarnaast hebben landschapsarchitecten en planners het vermogen tot visualiseren en omgang met kaartmateriaal. Het maken van kaarten en tekeningen faciliteert discussies, maakt tegenstelde belangen ruimtelijk inzichtelijk. Iedereen is tenslotte deel van een kaart en iedereen kan zo iets aanwijzen of zien wat belangrijk is. Die taal is universeel.
De faciliterende rol, gebruik van visualisaties, kennis van groen en integrale planning zijn dus zeker nuttig voor ontwikkelingslanden, ondanks de cultuurverschillen. Daarmee kun je beter rampen voorkomen, wat beter is dan rampen bestrijden.
Referenties Taylor, J. (2010) Landscape Architecture in the Developing World: The Growth of Informal Settlements. University of Guelph, Ontario. Landscape review 13 http://en.wikipedia.org/wiki/2004_Indian_Ocean_earthquake_and_tsunami
Sayer, J. et al. (2012) Ten principles for a landscape approach to reconciling agriculture, conservation, and other competing land uses. PNAS
april 22, 2015
Comments