top of page

Landschap en energie (kWh/M2): ontwerpen voor transitie


Vrijwel iedereen is ervan doordrongen dat duurzame energiebronnen op den duur fossiele brandstoffen moeten vervangen om de wereld te blijven voorzien van energie en vrij te houden van de desastreuze gevolgen van klimaatverandering. Waarom zijn we in Nederland dan nog niet grootschalig op weg naar die gewenste verandering van ons energiesysteem? Met Landschap en energie legt Dirk Sijmons (H+N+S landschapsarchitecten), samen met een aantal gastschrijvers, helder uit waarom we na al die jaren beleid en wensdenken nog steeds niet op de goede weg zijn. Daarnaast geeft hij een deel van de oplossing door de ruimtelijke uitwerking van duurzame energie in het landschap weer te geven en zo eindelijk eens concreet duidelijk te maken voor wat voor een gigantische opgave we staan: het is de energiedood of de gladiolen.


De schrijvers van het boek zien in het overschakelen naar duurzame energie een zeer belangrijke rol voor de ontwerper. Het boek laat zien wat voor een rol: het maakt enorme hoeveelheden informatie over energiestromen, warmteleidingen en elektriciteitsnetwerken op een prachtige manier via grafieken en kaarten begrijpelijk, en verbindt daaraan bepaalde consequenties die worden vertaald in een passend ruimtelijk ontwerp. Door het inzichtelijk en ruimtelijk maken van de energietransitie brengt hij een discussie op gang over hoe we met energie in ons landschap om moeten gaan.


Door verschillende ontwerpers wordt getoond hoe bepaalde gebieden moeten overschakelen als ze in 2050 voor 80% CO2-uitstootreductie willen bewerkstelligen, dit is immers een van de ambitieuze doelen van de EU. Sijmons toont dat het type duurzame energieopwekking, net als vroeger met turf- en houtwinning, weer veel meer aan bepaalde landschappen en klimaat zijn gebonden, dan in het fossiele tijdperk het geval was. Over heel Europa bijvoorbeeld zou grof gezien het zuiden meer zonne-energie, en het noorden meer windenergie moeten produceren. Door een nieuw hoogspanningsnetwerk zouden deze verschillende gebieden verbonden moeten worden.



Daarvoor zijn overheidsinvesteringen en onderlinge coördinatie tussen landen nodig. Is de ‘participatiesamenleving’ wel genoeg om zulke grote veranderingen te bewerkstelligen? Het blijft een grote vraag die door het hele boek blijft spelen. ‘Ambitieuze’ energieakkoorden van deze regering zijn bij lange na niet genoeg om de energietransitie te bewerkstelligen of zelfs maar aan te jagen. Traditionele bedrijven lijken met hun omvangrijke lobby’s vooral de transitie te blokkeren. Misschien dat steden de rol van de landelijke overheid moeten overnemen?


Sijmons is deze vraag voor en laat met ontwerpstudies voor o.a. Arnhem, Rotterdam en Noord-Nederland zien hoe lokaal en landschapsgebonden we moeten gaan denken om de duurzame energie aan te passen aan lokale omstandigheden. Arnhem zou met zijn historie van watermolens en waterkracht en zijn ligging aan de Rijn kunnen denken aan energieopwekking via waterstromen in de Rijn en biomassa kunnen kweken in de uiterwaarden. Met kaarten en visualisaties wordt duidelijk hoe de overschakeling zou kunnen plaatsvinden in de jaren tot 2050.





De ontwerpers proberen bij elke ontwerpstudie een scenario te geven waar over gediscussieerd kan worden. Sommige voorbeelden zijn inspirerend en lijken haalbaar, anderen een beetje vergezocht en moeilijk uitvoerbaar. Duidelijk is dat bij het uitvoeren van welk scenario dan ook er een nieuw tijdperk aanbreekt voor het Nederlandsche landschap. We moeten niet denken dat een paar windmolens op zee en wat weggemoffelde zonnepanelen Nederland draaiende gaan houden in 2050. Het landschap is hard nodig, en dat laten ook de voetafdruk-pagina’s zien: duurzame energieproductie heeft een veel groter oppervlak en grotere zichtbaarheid dan fossiele energieproductie. Elke vorm van energieproductie wordt geprojecteerd op de Wieringermeerpolder om de ruimtelijke consequenties van energieproductie zichtbaar te maken.



Veel mensen hebben weerstand tegen windmolens in hun achtertuin en zijn als echte NIMBY’s tegen veranderingen in ‘hun’ open landschap, maar vinden het tegelijkertijd geen probleem olie uit teerzanden in Canada te halen die het landschap voor eeuwig onbewoonbaar kunnen maken. Met een passend hoofdstukje geschiedenis waarin Sijmons de angst voor de opkomst van de stoomtrein in de 19de eeuw vergelijkt met die voor de komst van windmolens, wordt afgerekend met deze gedachte. Het arcadische, esthetische landschap en de nieuwe productieve energielandschappen kunnen niet altijd samen gaan, maar de jeugd begint al te wennen aan windmolens en de weerstand ertegen breekt stukje bij beetje af.

Landschap en energie is het boek dat iedere landschapsarchitect, ontwerper, politicus, Shell-baas en naïeve klimaatgoeroe zou moeten lezen als hij murw is gebeukt door alle media, klimaatlobby’s en sceptici en niet meer weet hoe hij überhaupt nog zinnig over de energietransitie kan nadenken. Het landschap krijgt volgens Sijmons in zijn slotbetoog zijn functie als energieproducent terug en daardoor een gedeelte van zijn oorspronkelijke betekenis als een gebied dat voor mensen noodzakelijk is om te overleven. De energiedood of de gladiolen? Landschap en energie kiest duidelijk voor de gladiolen, maar dan moeten we de restjes wel gebruiken als biobrandstof.

Landschap en Energie(kWh/m2) Ontwerpen voor transitie Dirk Sijmons, Jasper Hugtenburg, Anton van Hoorn, Fred Feddes Nai010, Rotterdam (2014) ISBN 978-94-6208-112-3 Nederlandstalig (Er is ook een Engelstalige versie) Prijs €65,00 432 p.


Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page