Article by Bart Bomas.
Stel je voor dat luchthaven Schiphol zijn functie verliest. Neem even de tijd om te bedenken wat te doen met het gebied. Vliegen kan of mag niet meer. 2.787 hectare no go area, met landingsbanen, hangars, pieren en parkeergarages, terminals en verkeerstorens. Een tussentijd dus. Ondenkbaar? Niet helemaal. Wat is de toekomst van dit soort pauze-landschappen?
Wereldwijd zijn er gebieden genoeg die vanwege onzichtbare economische, juridische of politieke redenen hun functie verliezen en in een wachtstand geraken. Denk aan industrie- en havengebieden zoals de NDSM-werf, de Binckhorst, vrijkomende Rijksgebouwen of bijvoorbeeld vliegvelden als Tempelhof of vliegveld Twente. Ook rampen of nieuwe technologische revoluties kunnen een gebied in wachtstand zetten: Tsjernobyl, Detroit. Waarom zou het Schiphol niet kunnen overkomen?
Publieksopening in 2010 van voormalig vliegveld Berlin-Tempelhof. Foto: Deconcrete 2010
In Nederland markeren in onbruik geraakte haventerreinen, industriegebieden, vliegvelden of braakliggende gronden een tussentijd. De crisisperiode voegde daar in zeven jaar tussentijd veel gestokte bouwprojecten aan toe. Tijdens de crisis is op veel fronten binnen de ruimtelijke disciplines gezocht naar nieuwe manieren van werken. Ook met tijdelijke projecten is geprobeerd om de crisisperiode te overbruggen. Nu de economie aantrekt is het een goed moment om terug te blikken en vooruit te kijken. Houdt het tijdelijke initiatief voor het pauzelandschap stand als bouwprojecten weer op gang komen en als overstijgende oplossingen nodig zijn voor opgaven zoals klimaatverandering, voedselvoorziening en energie? Is er toekomst voor het pauzelandschap?
Wachtgevels en braakliggende grond in Oldenzaal
Ik denk nog steeds dat tijdelijke projecten kansen bieden bij het (re) activeren van stad of land. Dat tijdelijkheid een manier van kijken is waardoor structurele opgaven anders kunnen worden aangepakt[ii]. Overheden zijn vreemd genoeg tijdens de crisis niet massaal gaan vragen naar strategieën voor de tussentijd. Ja, er is waarde afgeboekt van onbruikbare bouwgronden. Het duo ‘Leegstand en Herbestemming’ is gestegen op de prioriteitenlijstjes van gemeenten. 7.500 ha bedrijventerrein wacht nog op herstructurering. In 2011 had Nederland drie miljoen m2 leegstaande kantoren. Tijdelijk Anders Bestemmen (TAB) becijferde dat in Nederland een oppervlakte zo groot als Texel braak ligt. Het Kadaster telde in 2014 inderdaad 10.000 ha onverkoopbare bouwgrond. De verwachting is dat in 2030 het vrijgekomen agrarisch vastgoed opgelopen is tot 15 miljoen m2 [iii]. Maar die enorme hoeveelheid braakliggende gronden, onverkoopbare bouwkavels, leegstaand vastgoed en vrijkomende agrarische erven heeft (nog) niet geleid tot een doorbraak van tijdelijkheid die de planningswereld fundamenteel verandert.
Tijdelijk ruimtegebruik stuit immers al snel op de grenzen tussen openbaar en privaat. Voor eigenaars is het een vermeend risico, voor overheden onzekerheid. Tijdelijke gebruikers en omwonenden kunnen botsen over de uitstraling voor de buurt of overlast. Een mooi voorbeeld waar het wel lukte is het Bartokpark in Arnhem – een toepasselijke naam, de componist staat bekend vanwege dissonanten en a-ritmische atonale muziek. D.T.O., Landschapsarchitect Harro de Jong en beeldend kunstenaar Florentijn Hofman creëerden op deze braakliggende ruimte in de stad een klein stuk Veluwe. Het sculptuur van een luierend aardvarken is een publiekstrekker geworden en het pocketpark functioneert echt als park. Tegelijk stelt het project kritisch aan de orde hoe de stad Arnhem zich verhoudt tot de Veluwe.
Het Bartokpark in Arnhem. Foto: Harro de Jong
Nu de crisis voorbij lijkt, is het een gerede vraag wat de waarde nog is van tijdelijke initiatieven zoals het Bartokpark. Wat beklijft? Ik zie vier positieve punten die uitmonden in opgaven voor de toekomst.
1. Tijdelijkheid als experiment
In de eerste plaats is veel ervaring opgebouwd bij alle partijen die zich met tijdelijkheid bezighouden, van private ontwikkelaars tot overheden van ontwerpers tot buurtbewoners en onderzoekers. De crisis verschafte ze noodgedwongen een ‘bouwspeelplaats’. Veel ruimte werd ‘voor even’ anders gebruikt dan de primair bedoelde functie, wat kenmerkend is voor het pauzelandschap. Dat tijdelijke gebruik neemt vaak verrassende vormen aan. Heel mooi vind ik bijvoorbeeld bodem-reinigende parken, stads-recycle-depots, mobiele dorpen, drijvende bossen. Dankzij deze experimenten is in feite een nieuwe generatie opgeleid van ontwerpers die zelf projecten moesten initiëren. Benieuwd wat we over 10, 20 jaar terugzien in hun werk. Als landschapsarchitect geloof ik dat pauzelandschap ook echt landschap kan zijn. Tijdelijke projecten kunnen bijvoorbeeld met elkaar een soort zwerm-landschap aan de stad toevoegen. De uitdaging is denk ik om kleinschalige tijdelijke projecten op te schalen tot tijdelijke landschappen en stedelijke structuren.
Een mobiel surfdorp: F.A.S.T. in Scheveningen. Foto: FAST
2. Tijdelijkheid ingebed in praktijk
De tweede opbrengst van het afgelopen decennium is dat tijdelijkheid een volwaardige plek heeft gekregen in de praktijk van ruimtelijke ontwikkeling en onderzoek. Tijdelijkheid is op de agenda gezet dankzij initiatieven zoals Hotel Transvaal, door recycle-architecten en bijvoorbeeld Berlijnse activisten. Tijdelijk gebruik is uit de sfeer van kraak en anarchie geraakt. Het overheidsproject Tijdelijk Anders Bestemmen en de Crisis- en herstelwet maakten van tijdelijk bestemmen, zoals tijdelijke natuur, een beleidsinstrument. De bestemmingsplantermijn voor tijdelijk ruimtegebruik is van 5 jaar naar 10 jaar gegaan. In de nieuwe Omgevingswet wordt dit per 2018 staand beleid. Het bijbehorende omgevingsbeleid staat voor een grote uitdaging, namelijk om tijdelijkheid tot strategisch concept te promoveren. Bijvoorbeeld door ‘adaptief plannen’, een aanpak die uit het Deltaprogramma voortkomt, te vervolmaken.
3. Tijdelijkheid als bricolage
Kortstondigheid maakt inventief. Mijn derde observatie gaat daarom over de houding die past in het pauzelandschap. Dat is de kunst om te werken met wat voorhanden is. Ik vergelijk dit wel met de werkwijze van TV held MacGyver: handig inspelen op omstandigheden en dingen een nieuwe betekenis geven. De Franse antropoloog Claude Lévi-Strauss[iv] gebruikte hiervoor in 1960 het begrip bricolage wat snel werd overgenomen in vele disciplines zoals de architectuur en stedenbouw[v]. Veel landschapsarchitecten herkennen zich ook in de bricoleur. Zijn manier van kijken en werken is leerzaam. Zeker nu opgaven verschuiven van nieuwbouw naar herstructurering en waar recycling een hoofdrol speelt. Maar de uitdaging is groter. De kennis en kunde van bricoleur-landschapsarchitecten over tijdelijkheid kan van doorslaggevende waarde zijn bij de verbetering van vluchtelingenkampen overal ter wereld. De noodzaak om de leefomstandigheden in deze kampen te verbeteren is evident. Het gaat om razendsnel groeiende tijdelijke steden met honderdduizenden inwoners. Hoe maak je van deze oorden tijdelijke oases?
Een tijdelijk park in het krimpstadje Marxloh, Duisburg
4. Tijdelijkheid en de ritmotoop
Mijn vierde en laatste observatie. De afgelopen 10 jaar is een nieuwe woordenschat gegroeid. Een greep: Adaptieve Planning, Beherend ontwikkelen, Bricolage, Organische groei, Palimpsest, Pauzelandschap, Tijdelijke bestemming, Tussenland, Tussentijd. Hierbij introduceer ik een nieuw woord om toe te voegen aan dit lexicon: ritmotoop (van het Griekse rhuthmós ‘periodieke beweging’ afgeleid van rheĩn ‘stromen’ en topos (gemeen-) plaats). Een ritmotoop is een ‘plaats die aanwijsbaar wordt bepaald door het ritme van de tijd’ of een plaats die aanleiding geeft om daarover een verhaal te vertellen. Een mooi voorbeeld van een natuurlijke ritmotoop is de zuidpunt van Texel. Hier bouwt de natuur sinds de late Middeleeuwen aan een reeks strandwallen. Deze wallen worden met een tussenpoos van 88 jaar gevormd, wat overeenstemt met de frequentie van de pakijsdikte bij IJsland en het hieraan gerelateerde stormregime op de Texelse kust[vi]. De Zuid-Limburgse Maasterrassen vormen een ritmotoop waarin opheffing en rivierdynamiek aanwijsbaar zijn. Ook de poolkappen zijn ritmotopen, ze groeien aan en smelten weer. Een ritmotoop hoeft niet een regelmatig ritme te hebben en er zijn ook stedelijke ritmotopen, denk aan een meer dat sneller of trager verlandt of de groeiringen van een stad. Pauzelandschappen behoren ook tot de familie van de ritmotopen.
De Ritmotoop van de zuidpunt van Texel. Foto: https: beeldbank.rws.nl Rijkswaterstaat
De uitdaging is een nieuw vakgebied. Ik pleit voor Ritmo-geografie[vii]. Ze bestudeert en ontwerpt ritmotopen. Ze verklaart de wereld als ritmisch en tijdelijk en zoekt naar de betekenis daarvan voor de samenleving. Ze legt specifieke accenten binnen de ontwerpopgave (bijvoorbeeld traagheid of versnelling, kortstondigheid, tijdritmiek), de ontwerpmethodiek (denk aan improvisatie), de ontwerpmiddelen (bijvoorbeeld flexibel) en de ontwerppresentatie (dynamisch).
Tot slot. In de ritmotoop van het pauzelandschap, floreert één vogel: de Zwarte roodstaart. Een mooie beschrijving vond ik op de site van Vogelwacht Uden: “…De zang bestaat uit korte tonen stijgend in toonhoogte, voorafgegaan door een snerpend geluid alsof men door glas snijdt. Je vindt ze bijna nooit in natte gebieden of bossen, maar in de buurt van hoge gebouwen, nieuwbouwwijken, steenhopen, bouwterreinen, industriegebieden en stations… In de Tweede Wereldoorlog namen ze in aantal toe omdat ze van een rommelige omgeving houden…”
Ga deze zomer eens op een warme zonnige dag op expeditie naar ritmotopen. En luister goed. Hoort u de Zwarte roodstaart dan is de kans groot dat u het pauzelandschap betreedt. En ziet u een bordje Schiphol, dan is het ondenkbare toch gebeurd.
Zwarte roodstaart, liefhebber van pauzelandschappen
Bart Bomas is landschapsarchitect. Hij werkt bij BVR adviseurs ruimtelijke ontwikkeling te Rotterdam aan strategische visies en ontwerpen, bijvoorbeeld voor de pauzelandschappen van Parkstad Limburg, het voormalig marinevliegkamp Valkenburg (ZH) en vliegveld Twente.
Referenties
[i] Graaf, J. de, Barendse, J., De charme van een pauzelandschap, Archis 5/2001, Archis Publishers, Amsterdam, pp. 59-62, 2001
[ii] Bomas, B. 2013, Pauzelandschap en stadsontwikkeling in: Vlaams vakblad Ruimte #17 (2013) gebaseerd op Paper Pauzelandschappen; over tijdelijk landschap en stedelijke ontwikkeling (2011) PlanDag 2012
[iii] Zie o.a. PBL 2010, De Oude kaart van Nederland, 2008, DTZ-Zadelhoff in VNG Leegstand te lijf 2011, Innovatienetwerk 2014, Kadaster en ingenieursbureau Royal Haskoning DHV.
[iv] Lévi-Strauss, Claude, Het wilde denken, Meulenhoff, vijfde herziene druk, Amsterdam 2009, ISBN 978 90 290 8496 3, oorspronkelijke titel: La Pensée sauvage (Paris, 1962)
[v] Zie o.a. Rowe, C, and F. Koetter, Collage City, copyright 1978, The MITT Press, Cambridge, Massachusetts, and London, England, 1983 en Marot, S., Sub-urbanism and the art of memory, AA London, 2003
[vi] Jongmans, A.G., M.W. van den Berg, M.P.W. Sonneveld, G.W.J.C. Peek, Landschappen van Nederland, De Vrije Uitgevers 2013
[vii] De Franse architect Paul Virillio vestigt de aandacht op rythmologie als een van de grote uitdagingen voor de huidige cultuur. (Virillio, P., J.L. Violeau, Le littoral, la dernière frontière, in: Eurozine 2010-12-15)
juni 29, 2015
Comments