top of page

Een succesverhaal uit de praktijk: stadstuin Emma’s Hof


Article by Teun Schuwer.

Stel je voor: je wilt als burger meer sociale betrokkenheid tussen de mensen in je woonwijk. Dan kun je natuurlijk ellenlange klaagbrieven schrijven aan de gemeente voor meer openbare ruimte in de wijk. Maar je kunt natuurlijk ook zelf het heft in handen nemen en dát is precies wat er is gebeurd in het Haagse Regentessekwartier. Enkele buurtbewoners richten hier de stiching Emma’s Hof op. Helemaal in de geest van de huidige regering ‘partcipeerden ze er lustig op los’, met als eindresultaat stadstuin Emma’s Hof.


Een interview door Teun Schuwer met landschapsontwerper Leonoor van der Linden-Van Eck.


Een bijzonder project, vinden ook wij van TOPOS. Waar wij echter nieuwsgierig naar zijn is of deze stadstuin ook het gewenste effect heeft op de sociale betrokkenheid van de wijk. Bovendien willen wij ook graag achterhalen wat nou precies de rol van een landschapsarchitect of ruimtelijk planoloog kan zijn in dit soort projecten. Reden genoeg om af te reizen naar Oosterbeek voor een gesprek met landschapsontwerpster Leonoor van der Linden-Van Eck van ARCADIS. Zij ontwierp samen met de bewoners de stadstuin en heeft bijna het hele proces van dichtbij meegemaakt.


De achtergrond: een woonwijk zonder hart Het Regentessekwartier, waar de tuin ligt, heeft een zeer divers samengestelde bevolking: van de in totaal 12.000 bewoners van de wijk is 38% afkomstig uit Suriname, Antillen, Turkije, Marokko of andere landen. Daarnaast vestigt zich een groeiend aantal nieuwe Europeanen in deze wijk. De wijk kent een zeer groot percentage huizen met drie of vier verdiepingen, die veelal in diverse appartementen zijn opgesplitst. De tuinen zijn gering in aantal en klein in omvang. Daarmee woont een grote groep mensen op een verhoudingsgewijs beperkte oppervlakte. De wijk biedt echter weinig mogelijkheden tot sociale interactie, en buiten de winkels zijn er eigenlijk geen plekken waar een ontmoeting kan plaatsvinden in de openbare ruimte. Een stadstuin zou daarom een verrijking kunnen vormen voor de buurt: de wijk wordt hiermee groener en gezonder, en de sociale samenhang wordt versterkt. Dat was de gedachte van de stichting.



Het bouwen van maquettes tijden een workshop.


De aanleiding: een leegstaand patronaatsgebouw Het begon allemaal bij een buurtborrel in het Regentessekwartier in Den Haag in september 2007, toen de nieuwe bewoners Martin en Nelleke de buurt vroegen wat er toch met het leegstaande patronaatsgebouw in hun achtertuin zou gebeuren. Deze vraag had een dusdanige impact dat nog dezelfde maand een initiatiefgroep werd gestart door enkele buurtbewoners, samen vormden ze een stichting met als doel het realiseren van een gemeenschappelijke buitentuin.


De stichting was van meet af aan actief met het verzamelen van handtekeningen en het lobbyen bij de politiek. Opvallend detail: de stichting wist heel goed welke paden te bewandelen. Zo werd er naar aanleiding van een gesprek met de contactpersoon voor burgerinitiatieven van de gemeente Den Haag besloten om niet passief af te wachten, maar zelf het heft in handen te nemen. Door te praten met wethouders en het actief zoeken naar (financiële) steun voor het plan verwierf de stichting zich een sterke positie die haar in staat stelde om het terrein van het patronaatsgebouw op te kopen. In februari 2010 gaat het patronaatsgebouw tegen de vlakte.


Dat de stichting weet welke paden ze moet bewandelen blijkt ook uit het feit dat ze zelf 4 ontwerpers uitnodigd om langs te komen voor een gesprek. Het was voor de stichting van belang dat, naast de ervaring met groene ontwerpopgaves, een ontwerper de bewoners echt de vrijheid zou geven om mee te denken, maar ook zelf met de bewoners mee zou denken. Volgens Leonoor blijkt onder andere uit deze wijze van selecteren hoe goed georganiseerd de stichting was. “Je zat met een professionele opdrachtgever om de tafel”, aldus Leonoor. “Er was een duidelijk rolverderling binnen de stichting en er was een aanspreekpunt voor mij als ontwerper”. De 6 buurtbewoners die de initiatiefgroep vulden elkaar qua kennis goed aan en ze hadden een duidelijke rolverdeling, afgestemd op elkaars sterke punten.



De ontwikkeling van Emma’s Hof in luchtfoto’s:

oorspronkelijke situatie met patronaatsgebouw – tijdens de aanleg – nieuwe situatie.


En, heeft de stadstuin voor een sociale verandering gezorgd in het Regentessekwartier? Leonoor vertelt dat de samenhang in de buurt écht veranderd is door het project. Het is zelfs zo dat er mensen waren die hun huis te koop hadden staan omdat ze weg wilden uit de buurt. Deze mensen hebben hun huis inmiddels weer uit de verkoop gehaald vanwege de verbetering in sociale cohesie. Leonoor omschrijft de wijk nu als een stads dorp, met veel sociale contacten en controle. De stadstuin is een plek waar veel gebruik van wordt gemaakt, en niet alleen om samen te komen. Verschillende oudere mensen komen naar de stadstuin om hun dagelijkse ommetje te maken of even in de tuin te zitten. Daarnaast is er veel activiteit in de stadstuin, zo worden onder andere werksessies georganisserd voor kinderen om de dingen te maken en bouwen en een cateraar uit de buurt kookt 1x per maand in de tuin.


Het is volgens Leonoor ook logisch te verklaren dat er zo veel gebruik wordt gemaakt van de stadstuin, de wijk ligt immers midden in Den Haag en er is weinig groen aanwezig in de wijk. Veel bewoners hebben zelf ook geen tuin of slechts een kleine tuin en de behoefte aan openbaar groen is groot. Dat in combinatie met een aantrekkelijke en uitnodigende omgeving, afgestemd op verschillende doelgroepen en met een grote betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor de instandhouding.


Met name met betrekking tot die laatste aspecten heeft het proces dan ook een grote bijdrage geleverd aan het succes van de stadstuin. Bewoners hebben een belangrijke rol vervuld in elk onderdeel van het proces en zijn in alle fases van het proces actief betrokken, bij zowel het initiatief, de ideevorming als het ontwerp, en ook bij de uitvoering. Zo hebben bewoners zelf delen van het plan mee ontworpen en hebben ze actief geholpen bij de aanleg van de tuin, bijvoorbeeld door het schoonbikken van de bakstenen die van het voormalige patronaatgebouw afkomstig zijn. Volgens Leonoor is deze betrokkenheid belangrijk voor de binding van mensen met een plek: “Iemand kan zeggen ‘ik heb een avond meegedacht voor het project, maar ik heb ook stenen gebikt voor dit muurtje’”.



Stadstuin tijdens de aanleg. Foto: Nelleke Mineur.


Ook nu, na de realisatie van de stadstuin, worden bewoners nog altijd actief betrokken bij het initiatief. En dat is belangrijk, aldus Leonoor, want alles valt of staat met goed beheer. Bij Emma’s Hof zijn bewoners in alle fases betrokken geweest en het is volgens Leonoor daarom ook logisch dat mensen doorstromen in beheer want het is door het hele proces echt hun plek geworden. Er is gekozen voor intensief beheer, met een beheergroep bestaande uit 20 vrijwilligers die worden aangestuurd door circa 2 mensen. Een goed uitgevoerd burgerinitiatief vormt niet alleen een verrijking voor het sociale leven doordat mensen elkaar simpelweg ontmoeten, maar ook omdat het aan sommige mensen de kans biedt iets ‘nuttigs’ te doen en verantwoordelijkheid te geven. In die zin werkt vrijwilligerswerk 2 kanten op: het kan voor anderen waardevol zijn dat de vrijwilliger zich inzet, maar het werk zelf en de waardering die hij of zij daarvoor krijgt kan voor de vrijwilliger als waardevol worden gezien. De stadstuin is echt van en voor de buurtbewoners. De uitgebreide beheergroep verkoopt ook planten uit de tuin en beheert de oogst van de moestuin. Naast het nuttige aspect van beheer en onderhoud door de bewoners, vormen deze groep en de tuin een laagdrempelige kans voor mensen tot ontmoetingen en aanspraak.


Het kan dus wel, een succesvol uitgevoerd en onderhouden burgerinitiatief. Maar wat is de rol van een landschapsarchitect in een burgerinitiatief als dit? “Je bent als ontwerper de bindende factor, zowel tussen mensen als disciplines. Er is een verschil in werkwijze tussen burgerinitiatieven en reguliere opdrachtgevers, en dan neigde de stichting Emma’s Hof nog het meest op een reguliere opdrachtgever”, aldus Leonoor. “Bij andere burgerinitiatieven merk je al snel dat je heel breed moet meedenken en moet adviseren vanuit meerdere disciplines. Vaak moet je zelfs voor het verkrijgen van subsidies meedenken en mensen op het juiste spoor zetten. Maar ook op het gebied van water en ecologie wordt veel meer van je verwacht omdat je meestal niet met een breed projectteam werkt. Je bent als landschapsarchitect dan vaak de enige specialist aan tafel. Dat betekent breed meedenken en daarnaast de ideeën van mensen vertalen naar een ruimtelijk concept.”


De rol van de landschapsarchitect is in de meeste gevallen dan ook erg belangrijk voor het slagen van een burgerinitiatief. “Dit soort initiatieven vraagt mijns inziens daardoor om een bepaald type ontwerper. Je moet kunnen luisteren naar bewoners en hun ideeën meenemen, ze moeten zich herkennen in het ontwerp”, vertelt Leonoor. “Je kunt dan alsnog je creatieve vrijheid kwijt en je moet je eigen ontwerp maken, maar het is wel belangrijk om een groot deel van de functies die zij graag willen een plek te geven. Daarnaast is het erg belangrijk om over het ontwerp te discussiëren en onderbouwen waarom je bepaalde dingen doet. Of waarom een bepaalde functie niet gewenst is.” Volgens haar is het waardevol om een kader te schetsen waarbij je bepaalde stukken van je ontwerp open laat die dan door bewoners kunnen worden uitgewerkt. “Neem bijvoorbeeld de bank in Emma’s Hof: je kunt die zelf ontwerpen, maar je kunt ook de burgers dit laten uitwerken. Je moet niet vergeten dat het uiteindelijke eindresultaat ook van de burgers is. De band met de plek wordt versterkt als ze actief meewerken en meedenken aan een project.” Leonoor haalt er haar voldoening uit als ze ziet dat mensen een plek gebruiken en er blij mee zijn.



Kinderen spelen aan het water tijdens de aanleg.


Burgerinitiatieven en de ‘participatiemaatschappij’ Wanneer we Leonoor vragen wat de verhouding is tussen een burgerinitiatief en de ‘participatiemaatschappij’ vertelt ze: “Het is opletten dat een gemeente niet een burgerinitiatief creëert. Daarmee bedoel ik dat er niet een wens moet worden gemaakt bij bewoners die er niet is. Als bewoners de bestaande situatie prima vinden, of als er maar één persoon is die een project trekt dan zal het niet snel slagen. In de uitvoering en ontwerp zullen mensen vaak nog wel enthousiast zijn, maar met name in het beheer kan het misgaan omdat niet iedereen zich echt betrokken voelt”.


Mede door dit soort gevallen maakt een gemeente zich soms zorgen over het beheer, als een dergelijk initiatief wordt genomen. Ze zijn dan bang dat een bepaald plan niet in stand wordt gehouden, verloederd door gebrek aan beheer en weinig wordt gebruikt. “Misschien hoort een bepaalde vorm van tijdelijkheid wel bij dit soort initiatieven, en moet een gemeente niet bang zijn om zich daarvoor open te stellen. Aan de andere kant wil je als gemeente natuurlijk de verloedering tegengaan”, stelt Leonoor. “Als dit soort projecten een levensduur van 10 tot 20 jaar hebben en er vormt zich daarna weer een nieuw initiatief, zou dit niet zo een probleem zijn. Uiteindelijk denk ik dat het het belangrijkst is dat mensen een plek in gebruik nemen. Dat gebeurt als een groep mensen het initiatief neemt en niet één persoon die mensen optrommelt voor zijn idee.”



Beeld van de tuin, zicht op Holkes huisje.


Een ander fenomeen dat zich soms voordoet is dat een overheid burgers vraagt te participeren in een project terwijl er uiteindelijk niets met hun mening en ideeen wordt gedaan. Burgers krijgen dan het idee dat ze niet serieus genomen worden. Er is dan sprake van schijnparticipatie, participatie omdat het moet, en dat werkt niet, aldus Leonoor. “Een burgerinitiatief werkt het best als het echt uit eigen initiatief voortkomt en er door de burgers zelf, met of zonder een gemeente, een plan van aanpak wordt gemaakt. Het gaat er om dat de burger serieus wordt genomen”.


Goed voorbeeld doet volgen? Alles goed en wel beschouwd zijn wij van TOPOS er inmiddels wel van overtuigd dat de Emma’s Hof een succesvol burgerinitiatief is, en wij zijn erg nieuwsgierig geworden naar de stadstuin. Bent u ook nieuwsgierig geworden? Bezoek dan eens de website (www.emmashof.nl) of breng de stadstuin zelf een bezoek. Wij kunnen alleen maar hopen dat de ervaringen en het proces van dit burgerinitiatief gezien worden en als inspiratie kunnen dienen voor anderen.

Stadstuin Emma’s Hof heeft haar eigen website: www.emmashof.nl.

Het verhaal achter het ontwerp “Elke plek kent zijn eigen verhaal. Het verhaal van Emma’s Hof bestaat uit o.a. een patronaatsgebouw, waarin de boksschool van Kristalijn gebruik maakte van de gymzaal. Door het verleden van Emma’s Hof zichtbaar te maken in het inrichtingsplan ontstaat binding met de plek, eigenheid en identiteit. De vormen van het ontwerp zijn gebaseerd op de art-deco (1920-1939), een stijl en sfeer die je in veel woningen van de opdrachtgevers terugvindt. Het verhaal van de Emma’s Hof wordt verteld door de functie van het patronaatsgebouw. Van ontmoetingsplek naar ‘buitenbuurthuis’. Er zijn meerdere tuinkamers gemaakt, elk met een eigen functie. De stenen van het oude gebouw worden hergebruikt om de kamers te creëren.


Het doorlopende pad en de hoogteverschillen vormen de belangrijkste onderdelen. Het hoogteverschil, ontstaan door de fundering van het patronoutsgebouw onderdeel is van ‘het verhaal van de plek’, hoewel de herkomst van het hoogteverschil niet letterlijk herkenbaar is voor de bezoeker.


Het verschil is gebruikt om een dynamische tuin te maken waar de bezoeker/buurtbewoner de tuin wordt ‘ingetrokken’. Het hoogteverschil zorgt ervoor dat de tuin niet is te overzien en groter lijkt dan hij is (1700 m2). Achter iedere bocht wacht een nieuwe verrassing. Het woord ontmoeting, een van de belangrijkste eisen, staat centraal. Het schelpenpad slingert vanaf de entree door de tuin in elke ruimte. Elke ruimte, uitgezonderd de ‘zen tuin’ die midden in de beplanting staat, is hiermee verbonden. Zowel letterlijk als figuurlijk zijn er geen drempels. Omdat het pad als het ware verbreedt en versmalt en daarmee ook de verschillende ruimtes en ontmoetingsruimte vormt, kan men ongedwongen een praatje maken, even aanschuiven bij elkaar. Ook de locatie van de functies is afgestemd op zowel de ligging (noord-zuid) als de routing. De moestuin is bijvoorbeeld gesitueerd bij de entree. Naast de zonzijde van de tuin, is dit het punt waar iedereen binnenkomt. Een praatje met iemand die bezig is in de (intensief) te beheren moestuin is dan snel gemaakt.”


Hoe de rol van de mensen zichtbaar werd in het ontwerp Leonoor vertelt ons dat de bewoners een zichtbare rol in het ontwerp hebben gehad: “De totstandkoming van Emma’s Hof, het gezamenlijke initiatief van de buurt, hoort ook bij het verhaal van de plek. Dit verhaal wordt bijvoorbeeld zichtbaar in de (grote) diverse functies die een plek in het hof hebben. Aan iedereen wordt gedacht, voor verschillende leeftijden en culturen wordt het Hof interessant. Binnen de hoofdstructuur van het Hof, hebben de bewoners zelf op onderdelen een invulling geven, zoals de waterval, de mozaïekbank en de muurtjes. Door al deze aspecten zichtbaar te maken, worden verleden en heden van Emma’s Hof aan elkaar gekoppeld.” Er is voor gekozen om de aangrenzende tuinen geen toegang te geven op het Hof. Dit zowel vanwege het toezicht – de tuin wordt ’s avonds afgesloten – als vanwege het benadrukken van het openbare karakter. De tuin is er niet enkel voor de aanwonenden maar voor de hele buurt.


mei 16, 2014

0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page