Column by Bart Steman.
De warmte ligt als een klamme deken over me heen. Het is een warmte die je ’s nachts naakt op bed laat liggen met je raam open, gewillig op zoek naar een zuchtje wind. Langzaamaan word ik onderdeel van de warmte. Nog wat drinken, nog wat water over m’n hoofd, en nog een paar slokken. Een ritueel dat zich nu al een uur herhaalt.
Daar staat het bordje. Nog tien kilometer te gaan, gemiddeld stijgingspercentage tien procent, mijn snelheid idem dito. Niemand heeft gezegd dat dit makkelijk zou worden. De meters kruipen langzaam voorbij, de omgeving om me heen is als een panorama dat alsmaar aan je voorbij gaat. Het zijn de naaldbomen met hun karakteristieke eigen geur, bijgestaan door een indrukwekkend gezang van krekels. Met elke kilometer dichter bij mijn einddoel worden mijn waarnemingen waziger. Het landschap om me heen bestaat niet meer, de geluiden om me heen worden niet meer opgenomen.
Nog vijf kilometer. Ik kan de top zien liggen, omgeven door een kaal maanlandschap. Een stenen landschap, waar de bomen hun ontzag voor hebben getoond. De tocht, die nu al vijftien kilometer en anderhalf uur duurt, verandert langzaam in een lijdensweg. Voor mijn lichaam voelt het als een kruisiging, met de poort van Petrus al in zicht. Zou dat er echt zo uit zien? Verlaten door alles en iedereen, omgeven door het totale niets?
Water, water, water. Zuurstof, zuurstof, zuurstof. Mijn lichaam schreeuwt om twee voorwaarden voor overleving. Ik denk niet meer, ik kijk niet meer. Het enige dat beweegt zijn mijn benen.
Hier moet het zijn. Zo moet hij zich gevoeld hebben. Al zwalkend over het asfalt op weg naar boven. Het was de tour van 1967, die later gewonnen zou worden door de Fransman Roger Pigeon. 130 renners stonden aan de start, verdeeld over dertien teams. Tijdens de dertiende etappe was dit letterlijk de weg naar de poort van Petrus voor één van die 130 renners. Die poort bevond zich op 1,3 kilometer van de top. Tom Simpson zag niks meer, zwalkte van links naar rechts, werd voortgeduwd maar stortte toch ter aarde. Nog één maal zou hij zijn fiets bestijgen om tevergeefs weer neer te vallen. Daar stond Petrus. Hij ontfermde zich over de Engelse coureur. Daar, waar Petrus stond, staat nu een monument. Zijn doodsoorzaak bleek achteraf een combinatie van extreme hitte, uitdroging, alcohol en amfetamine. Volgens sommigen kwam daar het nooit willen opgeven nog bij.
Ik ontstijg de memorabele plek. ‘Niet opgeven’ klinkt in mijn hoofd. Ontstijg ik nu ook de poort van Petrus? Is hij genadig en laat hij me gaan? Ik voel niks meer, ik zie niks meer. Is het dan toch? Drie bekende gezichten schieten aan me voorbij. Mijn vader, moeder en zusje. Het zal toch niet?
Water, water, water. “Goed gedaan jongen! We zijn trots op je.” Ik ben er. Is dit de poort van Petrus? Nee. Ik ben op aarde, maar wel op 1912 meter hoogte. De Mont Ventoux.
Bron afbeelding in header: www.net-provence.com
oktober 7, 2015
Comments