Re: De vergeten dimensie van de tijd – Hoe tijd vandaag de dag de ruimte dicteert

Re: De vergeten dimensie van de tijd – Hoe tijd vandaag de dag de ruimte dicteert

_RE :_ door Hans Mommaas (Hoogleraar Sociale Wetenschapper en Sociaal-culturele wetenschappen aan
 Universiteit van Tilburg)

Jaargang 14, Nummer 3, 2004

De aandacht voor ruimte in de Nederlandse ruimtelijke ordening is geen vreemd verschijnsel. Toch is de fysieke ruimte niet het enige wat aandacht behoeft om een sterk ruimtelijke beleid te kunnen maken. De temporele dimensie van het maatschappelijke bestaan moet serieus genomen worden: de tijd als richtlijn voor ruimtelijke ingrepen.

Dit land is goed in ruimtelijke planning. Geen vierkante centimeter grond zonder dat het gebruik daarvan op een of andere manier is vastgelegd in ruimtelijke bestemmingsplannen. Die bestemmingsplannen dicteren wat niet en wat wel op die vierkante centimeter mag gebeuren. Tal van instituties, van complete Ministeries en een Ruimtelijk Planbureau tot aan een grote veelheid van publieke en private onderzoeks- en adviesbureaus zijn dagelijks in
de weer met doordenking en inrichting van de nationale ruimte. Die ruimte is bovendien omgeven met een labyrintisch geheel van legels en zwaarwichtige soms jaren in beslag nemende procedures.

De tijd als richtlijn voor ruimtelijke ingrepen

Deze overvloedige aandacht voor de ruimte staat in een schril contrast met de welhaast ontbrekende aandacht voor de tijd. Natuurlijk: er is in dit land een Commissie Dagindeling die manhaftig probeert het thema van de tijdsindeling hoger op de maatschappelijke en beleidsagenda te krijgen. En natuurlijk bestaat er wetgeving met betrekking tot de tijd, zoals in het geval van de arbeidstijdenwet en de winkelsluitingswet. Daarnaast is er zo nu en dan ook zeker sprake van maatschappelijke aandacht voor het thema van de tijd, zoals de vakbonden arbeidstijdverkorting een onderdeel maken van het arbeidsvoorwaardenoverleg of toen de toenmalige minister Wijers de openingstijden van winkels liberaliseerde en de kerken vervolgens protesteerden tegen de teloorgang van de zondag.

Maar doorgaans blijft het bij incidenten van een met de ruimte vergelijkbaar niveau van reflectie en organisatie is geen sprake. Die ongelijke aandacht voor tijd en ruimte is natuurlijk goed te begrijpen. De ruimte is bijzonder indringend aanwezig. Nederland is een relatief klein land met een permanent groeiende economie en bevolking. Bovendien eisen we per persoon steeds meer ruimte op voor het wonen, het werken en de vrije tijd. De strijd om een plek is bijgevolg hevig. Ruimte is een schaars goed.

Tegenover de indringende en fysieke gedaante van de ruimte moet de tijd het al snel afleggen. Als iets ongrijpbaar lijkt, dan is het wel de tijd. Iedereen weet wat tijd is, maar vraag me niet het te omschrijven, aldus de beroemde frase van de oude Augustinus. Des te moeilijker lijkt het de tijd te omvatten, in te pakken of vorm te geven. Alle beelden van tijd reflecteren dat ook. Tijd vloeit weg, als zand tussen je vingers, ongrijpbaar, onmerkbaar, totdat het te laat is. Tegenover het harde staal en cement van de ruimte staat de fragiele zandloper van de tijd. Hoe kun je zoiets vluchtigs nu onderwerp van beleid maken?

Die beeldvorming klopt. Maar tegelijkertijd is ze kortzichtig. Ze weerspiegelt een selectieve blik of rationaliteit die eerder moet worden gezien als het bij product van onze gespleten omgang met tijd en ruimte dan als een onafhankelijk daar tegenoverstaand perspectief. De beeldvorming weerspiegelt nog de klassieke mechanics waar in de tijd werd gezien als een
externe, buiten de fysieke realiteit staande entiteit of variabele. Maar sinds Einstein, Heidegger en een hele reeks van andere filosofen, geografen en sociologen weten we beter. Ruimte en tijd zijn intrinsiek met elkaar verbonden. Bovendien heeft elk zijn grijpbare en ongrijpbare gedaanten. We zijn te zeer geneigd de grijpbare gedaante van de ruimte tegenover de ongrijpbare gedaante van de tijd te plaatsen.

Maar de tijd kent wel degelijk meer concrete, fysieke verschijningsvormen. Het meest duidelijk komt dat natuurlijk tot uiting in de levenscyclus van objecten en lichamen: de cyclus van geboorte, ontwikkeling, volwassenwording, afsterving Monumentenzorg, gezondheidszorg, natuurbeheer, het zijn allemaal pogingen om die levenscyclus op te rekken of te vertragen. Of denk aan de klok als fysieke vormgever en organisator van de tijd, zoals in de gedaante van het individuele polshorloge of de gemeenschappelijke torenklok (grappig overigens hoe ‘klok’ zowel staat voor die fysieke vorm die tijd hoorbaar maakt als voor die fysieke vorm die tijd zichtbaar maakt). En wie denkt dat tijd niet valt te organiseren moet maar eens de laatste keer in herinnering roepen dat er niets anders opzat dan te blauwbekken op het een of andere NS station. Die herinnering kan onmogelijk ver weg zijn. Vormen van vertraging en versnelling hebben feitelijk van doen met de tijd die het kost om afstand af te leggen. Mobiliteit aan ruimte besteedde tijd.

repost-1---pic1

Jazeker, tijd en ruimte in die zin dat tijd en ruimte op bepaalde onderdelen wezenlijk van elkaar verschillen. De ruimte is omkeerbaar, de tijd niet. Verplaatsing in de ruimte kost tijd, verplaatsing in de tijd kost niet per definitie ruimte. De tijd loopt door of we willen of niet, stopzetten is er niet bij, hoogstens vertraging. Ruimte kan een vrij statisch karakter krijgen, een gestold gedaante. Maar waar het bier om gaat is dat tijd goed beschouwd net zo schaars en net zo fysiek kan zijn als ruimte en dat ruimte in sommige verschijningsvormen net zo oneindige net zo vluchtig of kosmisch kan zijn als tijd.

De ongelijke aandacht voor tijd en ruimte is omgekeerd evenredig met de rol die beide spelen in de bepaling van maatschappelijke ontwikkelingen. Ik denk dat de stelling valt te verdedigen dat in onze laat-moderne tijd eisen op het vlak van de tijd tot op zekere hoogte meer bepalend zijn geworden voor eisen op het vlak van de ruimte dan andersom. Of om het nog bondiger te zeggen; tijd dicteert vandaag in belangrijke mate de ruimte. Of het nu gaat om de aanleg van snelwegen, spitsstroken, zweeftreinen of de Hoge Snelheidslijn, om het omploegen van de grond omwille van veelkleurige bundels glasvezelkabel om de uitbreiding van Schiphol met een zoveelste landingsbaan of om de vormgeving van nieuwe grootschalige winkel- of entertainmentcomplexen en de suburbans locatie daarvan, in al die gevallen gaat het om ruimtelijke projecten die zijn ingegeven door poging tegemoet te komen aan een toenemende versnelling of intensivering van de tijd.

In het nu ruimtelijke beleid vormt bereikbaarheid en dus verkorting van de reistijd de dominante richtinggevende waarde. Uitgangspunt daarin is dat de plek (land, regio, stad) die achter blijft in de oneindige concurrentie om de bereikbaarheid gedoemd is ook achter te blijven in economische ontwikkeling. En dus wordt er geïnvesteerd in de verbetering van de infrastructuur, de uitbreiding van vliegvelden, de aanleg van snel spoor, de vermeerdering van rijstroken.

Maar daar blijft het niet bij. Op collectieve schaal leidt een verkorting van de reis tijd tot een verhoogde concurrentie tussen verder van elkaar weg liggende plekken om de aandacht van grotere groepen bedrijven, bewoners en bezoekers. En dus wordt er geïnvesteerd in een verbetering van de aantrekkelijkheid, in allure, in spraakmakende architectuur en cultuur. Bedrijven, bewoners en bezoekers zijn op hun beurt minder honkvast geworden; ze zien zich immers geconfronteerd met een toenemend aantal alternatieven. En dat leidt op haar beurt weer tot een verdieping van de concurrentie om de aandacht. De verkorting van de reistijd leidt aldus niet zozeer tot tijdwinst en dus tot rust, maar paradoxaler-wijs juist tot een intensivering van de tijd en dus tot onrust.

Een cultuur van versnelling, tijdsdruk en haast

Samenvattend ontstaat zo het beeld van een zichzelf versterkend proces waarbij de ruimte is verwikkeld in een toenemende distributietijd, aandachtstijd). Het paradoxale resultaat is dat de tijd wordt geconfronteerd met een toenemend aantal alternatieven om die te vullen. Dat stimuleert op haar beurt weer een welhaast permanent gevoel van tijdsdruk en haast. Zonder daar al teveel gedachten aan te wijden speelt het dominante ruimtelijke beleid in op en draagt het bij aan een verdergaande versnelling van het maatschappelijke leven. Ons ruimtelijke beleid accommodeert en stimuleert een cultuur van de versnelling, de tijdsdruk en de haast.

In eerste instantie lijkt dit een onontkoombaar gegeven. Sinds jaar en dag is moderniteit gelijk aan toenemende versnelling. Niet daarin meegaan betekent inderdaad afzien van economische ontwikkeling. Wie kan daar nu voor zijn? Maar de situatie is gecompliceerder. Het maatschappelijke tempo van de tijd heeft naast economische ook sociale, culturele, ecologische en politieke consequenties. En bovendien hebben die consequenties op hun beurt weer economische gevolgen.

Natuurlijk kent snelheid zijn esthetiek, denk aan rapmuziek, de schoonheid van de snel gesneden video, de ‘snelle’ mode van de straat. Maar daarnaast is er ook een schoonheidservaring en een creativiteit die het vooral moet hebben van de rust, van de bezinning, van de suite, van het tijdsintensieve handwerk, de tijdvretende strijd met de materie. Veel van de klachten over de koopzondag hebben van doen met het feit dat groepen mensen de stad niet meer in alle rust kunnen ervaren. In de stroom van consumenten stil staan om gevels te bestuderen is er niet bij. De beleving van stads stilte is zeldzaam geworden.

Maar ook creativiteit en innovatie kosten tijd. Bijvoorbeeld om uit een veelheid van
hoeken en gaten kennis en indrukken op te doen, om die indrukken te laten bezinken, om nieuwe combinaties van perspectieven uit te proberen, om ideeën vorm te geven in materie of projecten. Maar denk daarnaast ook aan het tijdvretende karakter van het vrijwilligerswerk. Dat vrijwilligerswerk staat onder druk. Het kost teveel tijd. Niet zozeer het werk zelf is daarbij in het geding, maar het vele gedoe daaromheen; het vergaderen, afspraken maken, de sociale verplichtingen. En wat te denken van het politiek bedrijven, ook dat kost tijd. Tegenover de minderheid van beroepsfunctionarissen staat een snel slinkende meerderheid van “vrijwillige” politici, mensen die zich in hun vrije tijd inzetten voor de eigen beweging, vergaderingen volgen, in een bestuur zitten, rond verkiezingstijd de wijken intrekken. Klassiek burgerschap kost kortom tijd en het is de vraag of daar voor nog wel voldoende tijd is in het ‘haastland’ van de toekomst.

En wat te denken van de ecologische waarde van traagheid, van de tijd die natuur nodig heeft om zich te ontwikkelen, maar ook van de ecologische gevolgen van die permanente drang om steeds sneller grotere afstanden te overbruggen. Bovendien kan gewezen worden op de ruimtelijke kwaliteit van traagheid, niet alleen in verband met de natuur, maar ook in verband met de ontwikkeling van steden en stedelijke plekken. Stedelijke kwaliteit, zo blijkt altijd maar weer, staat of valt met een zekere organische ontwikkeling. Hoe goed
ook de stedenbouwkundige en architectonische ingreep, de kwaliteit daarvan staat of valt uiteindelijk met de manier waarop groepen mensen zich die ingrepen in hun eigen tijd eigen maken.

Traagheid heeft kortom zijn politieke, sociale, culturele, ecologische, ruimtelijke en economische waarden en bijgevolg zou ‘selectieve traagheid’ als aandachtspunt moeten worden ingebouwd in een verbreed tijd-ruimtelijk beleid. En dat niet zozeer als een traditionalistische tegenpool van de ‘moderne’ snelheid, maar juist als een even modern want vooruitstrevend onderdeel daarvan. Het is zaak het thema van de selectieve traagheid uit de hoek van het romantische cultuurpessimisme te halen, van de verheerlijking van het verleden, om het te voorzien van een moderne, toekomstgerichte lading. In een tijd waarin werkelijk alles het onderwerp kan en moet worden van georganiseerde reflectie, van kwesties van identiteit en nationaliteit, de vormgeving van de stad en de natuur, tot aan kwesties van leven en dood, daar mag zoiets basaals als de temporele dimensie van het maatschappelijke bestaan niet achterblijven.

repost 1 - featured im

Moderne traagheid is niet alleen een afgeleide, secundaire zaak van behoud en beheer, van monumentenzorg en musea, het platteland en het bungalowpark; moderne traagheid is bij uitstek een zaak van bewuste ontwikkeling, van de inrichting van steden, wijken en kantoren, de vormgeving van vervoer de ontwikkeling van cultuur en wetenschap, sociale en ruimtelijke betrokkenheid, de stimulering van wordt tijd dat het ruimtelijke beleid zijn temporele basis serieus gaat nemen.

Tijd-ruimte monitoring

Hoe zou dat kunnen? Door op de eerste plaats een scherper beeld te ontwikkelen van de temporele dimensie van de ruimte en het ruimtelijke beleid, door die temporele dimensie met de bijbehorende temporele waarden zichtbaar te maken. Dat begint met een heel concrete vraag naar de manier waarop groepen mensen, bedrijven en organisaties in de tijd gebruik maken van de ruimte. Het ontbreekt aan systematische kennis op dat vlak. We hebben kortom behoefte aan een permanente tijd-ruimte monitor (conform. Commissie
 Dagindeling Monitor Tijds ordening).

Maar er zijn ook meer indirecte vragen. Welke impliciete opvattingen over tijd gaan er schuil achter onze organisatie van de ruimte en het bijbehorende ruimtelijke beleid? Of andersom: hoe accommodeert de huidige organisatie van de ruimte en het bijbehorende ruimtelijk beleid al dan niet impliciet temporele waarden en culturen? Natuur heeft niet alleen een ecologische, maar ook een temporele waarde; ze wordt niet alleen gewaardeerd vanwege de ruimte maar ook vanwege de rust die ze uitstraalt. Hier komt een mens tot zichzelf; eindelijk tijd om de gedachten op een rij te zetten, eindelijk de mogelijkheid het hoofd even leeg te maken. De Ecologische Hoofdstructuur enerzijds en stadsgroen anderzijds dienen zo meerdere doelen. Musea dienen niet alleen de kunst en cultuur, ze vormen vaak ook wenselijke rustpunten in een hectische stedelijke omgeving. Museumdirecteuren houden in toenemende mate daarmee rekening bij de inrichting van hun museum. Naast de tentoonstellingsruimten ontstaan in pasteltinten vormgegeven verblijfsruimten. Kerken dienen niet alleen ter religie; voor veel mensen vormen ze bovendien vertragingsplekken temidden van de haast van alledag. Sommige kantoorformules lijken niet langer louter het werken te organiseren, maar daarnaast ook de rust en de ontmoeting. Flexibele werkplekken worden gecombineerd met Grand Cafe’s, fitnessruimtes en lounge-plekken (een soort hangplekken voor-gearriveerde jongeren), Kortom, onze ruimtelijke omgeving accommodeert, zonder dat we ons daar al te zeer bewust van zijn, een veelheid van temporele waarden. Het is zaak om die temporele waarden expliciet te maken. Vervolgens kunnen die temporele waarden explicieter worden meegenomen in de ordening en ontwikkeling van de ruimte. Dan gaan bijvoorbeeld vragen een rol spelen als: hoe kunnen we de publieke ruimte van steden zo inrichten dat daarin voldoende rustpunten aanwezig zijn? Waar is temidden van de snelheid van de stad plek voor creativiteit, bezinning, studie, concentratie? Bestaat er voldoende aandacht voor nog resterende trage plekken: voor in zichzelf gekeerde hofjes, tuinen en parken, voor speelplaatsen, alternatieve vrijplaatsen en verstilde kroegen en winkels? Welke juridische, stedenbouwkundige of architectonische instrumenten moeten ontwikkeld worden om dergelijke plekken van selectieve traagheid veilig te stellen temidden van een toenemende
economische en veranderingsdruk?

Of andersom: hoe brengen we selectieve versnelling aan in marginale delen van het platteland? Hoe betrekken we achtergebleven landdijk gebied zodanig in de moderne economische en recreatieve dynamiek dat dit niet ten koste gaat van de trage waarden van het platteland? Welke inrichtings- en vormgevingseisen stellen snelheid en traagheid meer in het algemeen? En hoe koppelen we snelheid en traagheid? Is het überhaupt wenselijk om de diversiteit van temporele werelden herkenbaar te scheiden, of is het geen probleem wanneer die op diffuse manier in elkaar overlopen?

Conclusie

Er lijkt langzamerhand een behoorlijke maatschappelijke vraag op gang te komen naar trage diensten en producten; van bungalowparken, kuuroorden en natuurparken tot aan buitenverblijven, slowfoodrestaurants, nieuwe op de verblijfskwaliteit ingerichte bibliotheken en bezinningskloosters. Tegenover het versnelde en gehaaste leven van alledag staat, ter compensatie,een stijgende vraag naar kwaliteit, rust en traagheid. Deels voorziet de markt in die stijgende behoefte aan vertraagde tijd. Maar het is de vraag of dat voldoende is. Mag traagheid inderdaad verworden tot een luxe product, alleen toegankelijk voor een elite die het kan betalen, of behoort traagheid een publiek onderdeel te zijn van het maatschappelijke leven? En dat niet zozeer omwille van een romantiek naar lang vervlogen tijden, toen het leven het nog waard was om te leven, maar omwille van het hedendaagse belang daarvan. Selectieve traagheid vormt een belangrijke voorwaarde voor creativiteit, gezondheid, diversiteit, burgerschap. Het wordt tijd voor meer aandacht voor de temporele dimensie van de ruimte.

Dit artikel is een bewerking van de door Mommaas uitgesproken rede in De Balie te Amsterdam op 14 november 2002, die is gebundeld in het boek ‘Groot en Klein verzet’ Uitgeverij De Balie, Amsterdam 2004
ISBN 9066173088

English summary

In Dutch planning there is much attention for space, less for time. This is mostly because time is not physical or visual. We can hardly make an image of time and therefore we seem to have little grip on it. Still it is time that determines quite strongly how we form our space. Many planning projects for instance are aimed to reduce the travel time between two places. There is the development of an acceleration and intensification of time. This has mostly economic reasons: less time means more profit, and a reduction of travel time also implies that our range of competitors gets wider. Our society becomes more and more a society of haste. The political, social, cultural and ecological consequences of this are less favorable. There is less time for volunteer work, politics, social contacts, creativity and innovation, which has again his consequences for the economy. It is therefore important to think about the development of ‘modern slowness’. A way of doing this is to gain more knowledge about the temporal dimension of space, and how we make use of the space in time. And create an environment that accommodates a multiple of temporal values.